Doorgaan naar artikel

Mes in gewasbescherming bedreigt voedselpakket

Door onwetendheid en angst is het denken over chemische gewasbeschermingsmiddelen in de EU veranderd van ‘goed dat ze er zijn’ naar ‘weg ermee, want gevaarlijk’. Dit raakt de voedselbeschikbaarheid, aldus deskundigen Cok van der Maarl en Joris Roskam.

“Ik sta er niet van te kijken als we over vijf jaar de helft van het huidige middelenpakket kwijt zijn”, aldus Cok van der Maarl onlangs op een gewasbijeenkomst. Het onderwerp kwam voorbij tijdens een uiteenzetting over de bestrijding van witte vlieg in de vollegrond. Die schets was voldoende voor de toehoorders om zich te realiseren dat Van der Maarl wees op een werkelijke bedreiging voor veel teelten in Nederland en in Europa.

Van der Maarl, gewasbeschermingsdeskundige van toeleverancier Agrifirm, licht zijn opmerking een paar dagen na de gewasbijeenkomst graag breder toe aan Groenten&Fruit, maar wil dat vanwege de zwaarte van het onderwerp niet alleen. Naast hem zit Joris Roskam. Roskam werkt bij Cebeco Agro en geeft leiding aan de gewasbeschermingsspecialisten van Cebeco. Daarnaast is het als manager Public & Cooperative Affairs bij Royal Agrifirm Group een van zijn taken om zo goed mogelijk uit te leggen ‘waar het met gewasbescherming heengaat’.

Tekst gaat verder onder de foto

Cok van der Maarl (links) is gewasbeschermingsdeskundige van toeleverancier Agrifirm. Joris Roskam is gewasbeschermingsspecialist van Cebeco Agro. - Foto: Joost Stallen

Cok van der Maarl (links) is gewasbeschermingsdeskundige van toeleverancier Agrifirm. Joris Roskam is gewasbeschermingsspecialist van Cebeco Agro. – Foto: Joost Stallen

‘Rücksichtlos overboord gooien van goede middelen’

Roskam: “Zoals Cok van der Maarl al aangaf: de huidige koers is er eentje met een weinig hoopvol uitzicht, door regels die worden gemaakt in Brussel en in Den Haag. Maar je kunt niet zeggen dat het beleid is dat door die of die personen is gemaakt. Nee, de huidige kijk op gewasbescherming is een soort onverzettelijk systeemdenken geworden, als een niet meer van zijn koers af te krijgen mammoettanker. Ongetwijfeld met goede bedoelingen, maar in werkelijkheid uitmondend in het rücksichtslos overboord gooien van goede middelen.”

Waar gaat het fout?

Roskam: “Dat begint bij de EU, met wetgeving die afwijkt van de rest van de wereld. Het gaat om hazard-base, oftewel op gevaar gebaseerde wetgeving, en het daaraan gekoppelde cut-offprincipe. In helder Nederlands: als tijdens een beoordeling van een actieve stof, deze stof een bepaalde toxicologische eigenschap als hormoonverstoring heeft, dan wordt die stof meteen in de ban gedaan. Dit gebeurt zonder te kijken of er echt een risico is bij gebruik volgens het etiket. Dus of een veilige toepassing toch mogelijk is, en dat gevaar in de praktijk überhaupt een risico kan vormen. Nee, er wordt geen verder onderzoek uitgevoerd, en er komt dus geen Europese risicobeoordeling meer.”

Op het eerste gezicht klinkt dat logisch: stoffen die de gezondheid kunnen schaden, moet je niet willen.

Roskam: “Haaien zijn gevaarlijk. Ga je zwemmen in de buurt van haaien, dan loop je flink risico want je kunt aangevallen worden. Blijf je uit het water, dan loop je geen risico. Kortom, voorkom of beperk je de blootstelling aan het gevaar, dan is er geen of een aanvaardbaar risico. In Europa willen we de haaien verbieden, buiten Europa volgt men de logica van een risicobeoordeling en ontraadt het zwemmen in wateren waar mogelijk haaien leven. Niet het gevaar is leidend, maar het risico. Overigens is de EU-benadering ‘potentieel schadelijk, dus meteen verbieden’ alleen van toepassing op gewasbeschermingsmiddelen. Op alle andere stoffen waaraan we dagelijks blootgesteld worden, redeneert men minder ‘rigide’. Talloze stoffen als alcohol, houtstof en rood vlees zijn ook potentieel schadelijk, daarover hoor je niets.”

Van circa 340 stoffen gaat waarschijnlijk twee derde het niet redden

Wat zijn de gevolgen tot nu toe?

Roskam: “Van de 147 stoffen die de afgelopen drie jaar (her)beoordeeld moesten worden, heeft slechts een derde geresulteerd in een positief besluit, twee derde haalt het niet of wordt teruggetrokken, bijvoorbeeld omdat de betreffende toelatingshouders er geen vertrouwen meer in hadden dat hun actieve stof door de cut-offcriteria overeind zou blijven. En van de stoffen die het wél redden bestaat een significant deel uit middelen van natuurlijke oorsprong, waarbij het onderlinge onderscheid heel beperkt is, namelijk diverse stammen van een bepaald micro-organisme. Een erg smalle basis dus.”

Van der Maarl: “Dit treft ook moderne stoffen als spirotetramat, de werkzame stof in onder andere Movento en Batavia. Spirotetramat heeft een gunstig milieuprofiel, maar de toelatingshouder doet niet eens meer de moeite om aan het herbeoordelingstraject te beginnen, omdat de stof waarschijnlijk niet langs de cut-offcriteria komt.”

Roskam: “Voor 2025 moeten zo’n 340 actieve stoffen herbeoordeeld worden, omdat de wettelijke termijn voor toelating afloopt. Nefyto (de belangenbehartiger voor op de Nederlandse markt actieve bedrijven met chemische en biologische gewasbeschermingsmiddelen) schat dat 25 tot 30% van die stoffen er doorheen komt. De rest gaat het dus niet halen. Dan zijn er ook stoffen die op de nominatie staan voor toelating, waarvan onzeker is of ze die toelating krijgen.”

Dat is einde oefening voor heel veel teelten?

Van der Maarl: “Wat nu gebeurt, en staat te gebeuren, raakt nagenoeg alle gewassen. Dat gaat van spinazie en knolvenkel tot prei, bladgewassen en brassica’s. Een voorbeeld: in proeven (tegen witte vlieg) op het Spruitkoolplatform lagen enkele experimentele insecticiden waarvan nog onduidelijk is of ze toegelaten worden, maar die hard nodig zijn om te veel versmalling van het middelenpakket te voorkomen. In die proef lag ook een bestaand middel met voldoende werking. Moet de praktijk het daarmee doen, dan zet je de deur wagenwijd open voor het ontstaan van resistentie. Doordat zo’n middel al vroeg ingezet moeten worden en er geen afwisseling meer mogelijk is tussen middelen uit andere chemische groepen.

Herbeoordeelde en nieuwe middelen krijgen bijna zonder uitzondering een streng etiket. Voor zo ver dat gaat over driftreductie, redden we het net met technische ingrepen. Maar met eisen als de beperking van het aantal toepassingen, en het verbod op zaadcoating is afdoende gewasbescherming steeds vaker een probleem.”

Er is wel vaker op gewezen dat gewassen zullen verdwijnen vanwege onmogelijke regelgeving. Tot op heden zijn er nog nooit teelten echt omgevallen.

Van der Maarl: “De situatie is nu echt veel ongunstiger. Voor de genoemde teelten, is de toekomst echt onzeker. We zitten niet ver meer af van het stadium van misoogsten en van de situatie dat plagen zich ontwikkelen tot echte plagen die we niet meer in de hand hebben. En het is ook maar de vraag in hoeverre retail en de consument genoegen nemen met een kwalitatief minder product. Liever geen luis of rups op het bord.”

Dit beleid doet geen recht aan de enorme inzet van de agrarische sector om de milieu-impact te verlagen

Waarom kiest de EU voor dit beleid?

Roskam: “Vanwege een extreme hang naar veiligheid, wellicht gedreven door de welvaart in Europa. Dat maakt arrogant, dusdanig dat ze meent onrealistische eisen te kunnen stellen aan de instrumenten en methoden voor voedselproductie. Ongetwijfeld worden de consequenties niet goed overzien. Het is een manier van systeemdenken waarop niemand of niets nog echt vat heeft. Afgelopen september passeerde in het Nederlandse parlement een motie van de Partij voor de Dieren. Hierin werd opgeroepen tot ‘een volledige uitfasering van landbouwgif in 2035’. Die motie kreeg de steun van de Tweede Kamer, je kunt je afvragen of de vertegenwoordigers de consequenties van hun stemgedrag werkelijk overzien. Het geeft aan hoe – gedreven door onwetendheid – de Kamer kan kiezen, en het doet geen recht aan de enorme inzet van de agrarische sector om de milieu-impact te verlagen, want daar draait het uiteindelijk om.

In Brussel is het de Green Deal, aansturend op een halvering van het gebruik aan chemische middelen in 2030. Ze liggen daarmee aardig op koers, kun je stellen, maar een alternatief om bedreigde teelten in de benen te houden ontbreekt vooralsnog.”

Met groene middelen?

Van der Maarl: “Groene middelen – wij noemen ze liever middelen met een lagere milieu-impact – vormen zeker een belangrijk onderdeel van de toekomstige gewasbescherming, maar alleen als je ook over correctiemiddelen beschikt: Middelen van natuurlijke oorsprong, ofwel biologische middelen, hebben gemiddeld 40 à 50% werking, chemische middelen 80 tot 90%. Groene middelen maken het mogelijk het aantal behandelingen met chemie te verminderen, maar het zijn vaak geen vervangers. Wil je werkelijk milieuwinst realiseren, dan moet je kijken naar wat ingrepen in het middelenpakket het milieu opleveren en wat je er aan lasten voor terugkrijgt. Middelen verbieden om te verbieden, is de weg naar de uitgang, want het cut-offbeleid jaagt fabrikanten van chemische middelen Europa uit. Waarom zouden ze hier investeren in een onzeker toelatings- en beoordelingstraject, als dat buiten Europa soepeler gaat?”

Als voedsel van buiten Europa niet kan, is zeker dat ons voedselpakket door minder aanbod en complexere productiemethodes duurder wordt

Europa zou meer voedsel moeten importeren?

Roskam: “Dat gaat niet zomaar. Voor actieve stoffen die vanwege cut-offcriteria in Europa niet meer zijn toegestaan, zijn er straks ook geen MRL’s meer beschikbaar. Gewassen die met die actieve stoffen zijn behandeld, kun je ook niet meer importeren. Dat raakt de beschikbaarheid van voedsel in Europa.

Het zal nog wel lukken een aantal teelten in de benen te houden, maar levert dat nog producten op die kwalitatief door de beugel kunnen? En – letterlijk – tegen welke prijs? Als voedsel van buiten Europa niet kan, is zeker dat ons voedselpakket door minder aanbod en complexere productiemethodes duurder wordt. Afhankelijk zijn is gevaarlijk, dat merken we met aardgas. Dan ben je niet meer aan de bal, maar nog slechts een speelbal.”

Medeauteur: Ton van der Scheer

Kas als ecosysteem

Behalve in de vollegrondsgroenteteelt is ook in de andere tuinbouwsectoren de zorg groot. De Europese herbeoordeling van honderden potentieel gevaarlijke stoffen was onlangs ook onderwerp van gesprek op de Kennisdag van de Nederlandse Fruittelers Organisatie. En Glastuinbouw Nederland is momenteel druk in overleg met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over knelpunten die nu al dreigen.

“Toepassingen die bij gebruik volgens de toelating geen enkel risico vormen, gaan toch verloren als stoffen nu in de ban gaan”, zegt Helma Verberkt, programmamanager plantgezondheid van Glastuinbouw Nederland. “Een recent voorbeeld daarvan is Plenum, dat tot voor kort nog in de glasgroenten tegen luis kon worden gebruikt.”

Het overleg dat de glastuinbouw met LNV heeft, is aan de ene kant extra nodig, omdat in de kas al een veel smaller middelenpakket is toegelaten dan in de open teelten én de teelten jaarrond zijn en er dus ook langer kans is dat een plaag of ziekte toeslaat. Anderzijds is in de gecontroleerde teelt onder glas ook meer kans om ziekten en plagen buiten te houden.

Dat komt neer op behalve chemische en biologische ook technische gewasbescherming in het IPM-systeem. Daarbij kan worden gedacht aan afgazen van kassen, digitalisering, het met moleculaire en mechanische technieken eerder en preciezer detecteren van plagen en ziekten en met precisietechnieken ook gerichter en preciezer bestrijden daarvan.
“Daarnaast kijken we in het programma Kas Als Ecosysteem (KaEco) of we in gesloten kassen een robuust ecosysteem in de benen kunnen houden waarin we met beestjes en micro-organismen een voor het gewas gezond evenwicht kunnen creëren”, zegt Verberkt.

Deze projecten voor in de glasteelten mogen ook hopen op co-financiering door LNV. Het in het verbindend verklaarde onderzoeksprogramma Kennis In Je Kas door álle Nederlandse glastuinders bijeengebrachte geld, wordt door het rijk verdubbeld.

Share this

Joost Stallen
Joost Stallen

redacteur vollegrondsgroenteteelt

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin