Doorgaan naar artikel

Tuindersdochter schrijft over materialisme en gemeenschapszin in Westland

Tijdens de afgelopen coronajaren is Nederland massaal gaan schrijven. Dus toen Martha Vollering bij uitgevers aanklopte met een roman die zich afspeelt tussen de kassen van het Westland, lag de voorgedrukte afwijzing al klaar. Jammer, want De Onderwaterroker vertelt een origineel verhaal dat zeker bij tuinders een aangenaam gevoel van herkenning kan opwekken.

Vanuit haar schrijfkantoor kijkt Martha Vollering uit over de kassen tussen het dorp Maasdijk en de Nieuwe Waterweg. Schrijven doet ze daar al heel lang en nog langer, al vanaf toen ze nog als meisje in Kwintsheul woonde.

Martha is een ‘volbloed tuindersdochter’. “Mijn moeder was een Zuidgeest uit Kwintsheul en mijn vader een Vollering uit Pijnacker. We teelden tomaten en komkommers aan de Heulweg. En al heel vroeg ook aubergines, waarmee mijn vader in 1973 op een grotere tuin in Poeldijk doorging. Nog zonder professionele veredeling. Wij zaten zelf thuis zaadjes uit overjarige aubergines te pulken.”

Hoe ging dat in die tijd bijna automatisch met tuindersdochters? Martha trouwde met rozentuinder Peter Barendse. Ook al had ze na het atheneum een baan gevonden op een laboratorium in Leiden, bij de toen nog jonge promovendus Ronald Plasterk, de tuin ging voor. Zeker toen er kinderen kwamen en het werk niet meer te combineren was.

Westlands avontuur

“Die traditionele Westlandse tuinderscultuur zit in mij en heb ik ook in de hoofdpersoon van het boek verwerkt. Dat is een man die niet zo van verandering houdt. Hij wordt door de andere hoofdpersoon, een oude jeugdvriend die zich wél losmaakte uit het Westlands conservatisme, in een avontuur meegesleept.”

Je zult mij niet horen zeggen dat het échte Westland aan het verdwijnen is

Dat avontuur is een Westlands avontuur dat te maken heeft met legale én illegale wietteelt en met een droom van de terugkeer van het Westland van vóór de kassen, toen zich groene lusthoven uitstrekten achter de duinen tussen Hoek van Holland en Scheveningen. Dat klinkt alsof Vollering in haar roman een aanklacht inbouwt tegen hoe het nu gaat in het Westland.

“Ik kijk in dit boek wel met wat weemoed terug op hoe dat vroeger in de Westlandse gemeenschap toeging. Tegen de modernere variant van die Westlandse cultuur met schaalvergroting en verregaande technologisering wil ik me niet afzetten. Sociaal-cultureel verandert er ook helemaal nog niet zoveel. De combinatie van materialisme en gemeenschapszin, die blijft. Je zult mij niet horen zeggen dat het échte Westland aan het verdwijnen is.”

Toch kan een lezer die dat wel vindt daarover ook genoeg terugvinden in het verhaal. Wel degelijk wordt het Westland anno 2027 en 2028 afgeschilderd als een streek die lijdt onder de macht van het grote geld. Een streek bovendien waarvan de kuststreek wordt volgebouwd met luxe villa’s voor rijke stedelingen. Tegelijkertijd blijkt er ook ruimte te zijn voor voedselbossen, wat ook niet echt past in het DNA van de Glazen Stad.

Gemeentebestuur is dol op asfalt en logistiek

“Ontgroening en verdozing van het landschap door grote distributiecentra en datacenters die in de open ruimte van het buitengebied worden neergezet, is geen typisch Westlands probleem. Tegelijkertijd zie ik wel dat wij hier in het Westland een gemeentebestuur hebben dat wel heel erg dol is op asfalt en logistiek, in dienst van een zo sterk mogelijke glastuinbouw.” Dat vindt tuindersdochter en tuindersvrouw Vollering begrijpelijk – want ‘we moeten aan de kost komen’ – maar toch ook wel eenzijdig. Natuur is in het Westland een smalle kuststrook en het Staelduinse Bos van anderhalve kilometer lang en een paar honderd meter breed.

Het bevorderen van het culturele leven wordt vrijwel geheel aan het particuliere initiatief overgelaten. “Als je het hebt over cultuur in het Westland, dan roept men al gauw dat kunst allemaal onzin is, waar je niks aan hebt. Het enige museum is hier het tuinbouwmuseum in Honselersdijk. Er wordt wel al een tijdje gepraat over een eigen Kunstmuseum, maar dat komt niet van de grond.”

Geen vraag naar kunst en cultuur? Waarom zou je daar dan toch over willen blijven doorgaan? “Nou, dat ligt toch genuanceerder. Als je beeldende kunst aanbiedt, dan komen er toch genoeg mensen op af.” In het Westlands Museum voor Streek en Tuinbouwhistorie, zoals het officieel heet, zijn twee kunstexposities ondanks coronabeperkingen toch succesvol.

“Voor die exposities bleek het ook niet zo moeilijk om mensen te vinden die schilderijen in bruikleen wilden geven. Er bleken hier tussen de kassen heuse kunstverzamelaars verstopt te zitten. Niet iets waar je als tuinder of ondernemer mee te koop loopt, maar het ís er wel.”

Wietteelt is rode draad in roman

Waar tuinbouwondernemers wel mee te koop lopen, is hun open oog voor nieuwe kansen. En daar komt die wietteelt om de hoek kijken, die als rode draad door Vollerings roman loopt. “Mijn dochter woont in Oregon waar gelegaliseerde en goed gereguleerde wietteelt is opgebloeid. Dat zou ook goed bij het Westland passen. We hebben hier groene vingers en waar geld verdiend kan worden, daar worden we actief. Als een Westlandse tuinder een commerciële kans ruikt, dan kómt het er.”

Als een Westlandse tuinder een commerciële kans ruikt, dan kómt het er

Dat is toch net een andere insteek dan die waarmee Martha zelf haar boek schreef en heeft uitgegeven. Niet om geld mee te verdienen. Wel om iets van dat kleine eigen Westlandse universum naar buiten te brengen, naar die bredere wereld van boeken en van Nederlandse cultuur. “Nee, rijk worden van boeken schrijven, die illusie heb ik al heel lang vaarwel gezegd. Maar wie het bestellen wil …” Die kan het vinden via de website van Martha Vollering.

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin