Doorgaan naar artikel

Ctgb wil ogen niet sluiten voor maatschappelijke onrust

Het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb) krijgt een nieuwe directeur Ingrid Becks. Voor het eerst iemand uit de eigen organisatie. Maar dat betekent niet dat de ingezette koers naar meer gesprek met alle mogelijke partijen in het maatschappelijk krachtenveld weer plaats zou maken voor een naar binnen gekeerde houding.

Vertrekkend directeur Luuk van Duijn erkent direct dat de maatschappelijke belangstelling voor het werk van het Ctgb is toegenomen in de 6 jaar dat hij directeur van de organisatie en secretaris van het College is geweest. Hij trad aan toen juist de discussie over neonicotinoïden in vuur en vlam was gezet. Ook de bekendheid van de burger met de werkzame stof glyfosaat is de laatste jaren en maanden stapje voor stapje toegenomen en niet per se in gunstige zin. En het onderzoek van het RIVM naar risico’s van gewasbescherming voor omwonenden van agrarische bedrijven zorgde voor nog weer wat meer bezorgdheid en ophef.

Je moet je ogen niet sluiten voor maatschappelijke onrust of voor economische en teelttechnische knelpunten bij telers

“Dan staan twee dingen voorop. Ten eerste dat de kwaliteit van de beoordelingen die wij opstellen en publiceren onweersproken is. Anders kun je het ook niet aan burgers uitleggen en kun je boeren en tuinders niet overtuigen dat onze besluiten correct en evenwichtig zijn. En ten tweede moet je altijd zorgen dat je weet wat er speelt. Dat je niet je ogen sluit voor maatschappelijke onrust of voor economische en teelttechnische knelpunten bij telers. Dat je weet wat de achtergrond is achter vragen en zorgen.”

Ingrid Becks en Luuk van Duijn, aantredend en aftredend directeur van het Ctgb. Foto: Ton Kastermans

Ingrid Becks en Luuk van Duijn, aantredend en aftredend directeur van het Ctgb. Foto: Ton Kastermans


Hoe belangrijk is de directeur daarbij?

“Er is er maar één van en de functie is bij het Ctgb voor een belangrijk deel een externe functie. Zaken uitleggen, overwegingen helder kunnen overbrengen. Daarvoor heb je inhoudelijke kennis nodig natuurlijk, maar het is weer niet zo dat wij hier zwarte gaten aan het ontdekken zijn. Het is toegepaste wetenschap waar wij hier mee bezig zijn, kennis die al heel lang bestaat. Al is het natuurlijk ook zo dat wetenschap nooit klaar is. We staan open voor nieuwe inzichten.”

Tellen dan naast nieuwe wetenschappelijke inzichten ook nieuwe politieke of maatschappelijke inzichten mee?

“En ook práktische inzichten van telers”, voegt de aantredend secretaris/directeur Ingrid Becks daar aan toe. “Vorig jaar op ons 25-jarig jubileum van het College konden telers met Ctgb’ers speeddaten. Ik sprak daar met een tuinder die me vertelde dat hij het níét eens was met een vrijstelling. Op zich gaan wij niet over tijdelijke vrijstellingen voor het gebruik van middelen buiten de toelating om. Dat is een besluit van de minister. Maar we adviseren de minister wel over de voorwaarden voor het gebruik van zo’n vrijgesteld middel. Voor die betreffende vrijstelling kwamen de voorwaarden erop neer dat in de praktijk bijna geen enkele teler er aan kon voldoen. Zo’n vrijstelling wordt dan gepresenteerd alsof het een oplossing is, terwijl voor de telers het knelpunt nog net zo groot is. Dat speeddaten gaf trouwens ook extra inzicht de andere kant op. We willen dat eigenlijk graag een structurele basis geven, naast het geformaliseerde overleg dat we het hele jaar door al hebben met politiek en overheden, ngo’s en LTO’s.”

Maar uiteindelijk moeten er toch ook knopen worden doorgehakt. Bijvoorbeeld in dat maar aanslepende glyfosaat-debat.

Van Duijn: “Dat is precies de bedoeling van de door de Europese Commissie gevraagde herbeoordeling van glyfosaat. Dat is een grote klus. Te groot voor één land. Daarom is op verzoek van de Commissie een consortium gevormd met toelatingsautoriteiten uit andere EU-landen, verdeeld over de zones noord, centraal en zuid. Dat is ook beter naar buiten toe, dat het een breed uitgevoerde herbeoordeling is, die daarna ook nog door de Europese voedselveiligheidsautoriteit Efsa én door de Europese politiek wordt getoetst. Het dossier is natuurlijk al meerdere malen beoordeeld, dus we kijken vooral naar de nieuwe informatie die sinds de vorige beoordeling gepubliceerd is. Met een open mind kijken we naar wat er in de tussentijd weer door onderzoekers gevonden is, dat hoort er bij. Je als overheid telkens verantwoorden, dat scherpt je eigen denken.”

Wat voorop staat, is dat we ons bij de feiten houden

Becks: “Waarbij voorop staat dat wij ons bij de feiten houden. Met steeds als uitdaging dat je dat ook moet kunnen uitleggen. Dat je de brug moet kunnen slaan. De gerechtelijke uitspraken in Amerika maken dat weer wat ingewikkelder. Het zijn daar jury’s die tot het oordeel komen dat mensen die ziek zouden zijn geworden door veelvuldig contact met het middel een schadevergoeding moeten krijgen. Veel mensen die die berichten lezen of horen denken dan ‘er zal dan inderdaad wel wat mis zijn met dat glyfosaat’. Dat is onderdeel van een voortdurend proces.”

Luuk van Duijn en Ingrid Becks: "Meer nadruk op communicatie met de buitenwereld."

Luuk van Duijn en Ingrid Becks: “Meer nadruk op communicatie met de buitenwereld.”

Zulke beeldvorming speelt in Nederland bij het rapport van het RIVM over risico’s van gewasbescherming voor omwonenden. Hoe straalt dat op het Ctgb af?

Van Duijn: “We hebben daar binnenkort een gesprek over met een groep bewoners in Westerveld, die op eigen initiatief metingen hebben laten uitvoeren naar gewasbeschermingsmiddelen in de bodem. We zijn blij met het onderzoek, want meten is weten. En daarnaast laten de metingen van het RIVM zien dat in alle gevallen de sporen van middelen ruim binnen alle veiligheidsnormen zijn gebleven. En óók nog minder blijken te zijn dan volgens onze modellen voor emissie door bijvoorbeeld drift te verwachten was. Als de vraag komt: ‘zou ú er naast willen wonen?’ dan zeg ik ‘ja’.”

Becks: “Afwegingen voor toelating van een middel hebben ook een ruimtelijke ordening component. Hoe ver moet een bespuiting, gegeven de stand van de spuittechniek, wegblijven van oppervlaktewater of van woningen. Wanneer richt je spuitvrije zones in? Of teeltvrije zones? Op grond van dit onderzoek is dat laatste niet nodig. Objectief gezien zijn hier geen gezondheidsrisico, maar desondanks zijn mensen ongerust. Dat lossen wij niet op, dat speelt binnen de gemeente.”

Op vaccins tegen tomatenvirussen reageerden onze zusterorganisaties in EU huiverig

Aan de andere kant van het spectrum van beeldvorming staan de groene middelen. Misschien roept iedereen daar weer te makkelijk ‘méér en sneller’?

Becks: “Als het gaat om laag-risicomiddelen met voldoende werking op de plaag of de ziekte, dan leveren wij graag een bijdrage aan het versnellen van het proces van toelating en het verlagen van de drempels. Het Ctgb werkt ook mee aan het uitvoeringsprogramma dat nu in de steigers wordt gezet na het verschijnen van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Overigens is het nog een enorme uitdaging om binnen de wettelijke termijn een besluit te kunnen nemen op een aanvraag voor toelating van zo’n laag-risicomiddel. We zaten met de doorlooptijd van al onze besluiten – niet alleen voor laag-risicomiddelen – ver buiten die termijnen. Dat hebben we wel verbeterd, we hebben onze capaciteit nu goed op orde, maar we zijn er nog niet. Maar dat heeft wel een flinke investering gevergd.”

Van Duijn: “Bovendien moet je er rekening mee houden dat als je zoals wij in Nederland aan het front zit van allerlei nieuwe ontwikkelingen, het ook langer duren kan voordat duidelijk is hoe effectief de werking is van zo’n nieuw laag-risicomiddel en wat de risico’s zijn. Dat blijkt ook wel uit de hoeveelheid vragen die we vanuit het buitenland kregen en krijgen op onze toelatingen voor bacteriologische middelen of voor vaccins. De vaccins die wij hebben toegelaten voor de bescherming van tomatenplanten tegen het pepinomozaïekvirus, daar is door onze zusterorganisaties in Europa toch wat huiverig op gereageerd. Het vaccin tegen pepino is inmiddels toegelaten in het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Polen en Duitsland. In een aantal andere landen loopt de procedure nog, maar daar hebben wij verder geen informatie over.”

Profiel

Ingrid Becks (1971) is per 1 juli de nieuwe secretaris/directeur van het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden. Ze studeerde biologische gezondheidskunde aan de universiteit van Maastricht en promoveerde in de toxicologie. Na haar promotie trad ze in dienst bij Numico Research. Sinds 2003 werkt zij bij het Ctgb, waar zij verschillende functies vervulde. De laatste vier jaar was zij manager van de afdeling Collegeadvies en Projectplanning en tevens plaatsvervangend secretaris/directeur.
Luuk van Duijn (1953) treedt per 1 juli terug als secretaris/directeur van het Ctgb. Hij kwam in 2012 vanuit het ministerie van Landbouw, waar hij de decennia daarvoor diverse functies bekleedde. Van Duijn werd opgeleid als plantenziektekundige in Wageningen en moleculair viroloog in Utrecht. Hij blijft nog wel verbonden aan het Ctgb. In de tijd die daarna nog rest tot zijn pensioen zal Luuk voor het Ctgb beschikbaar zijn om een aantal werkzaamheden op internationaal vlak uit te voeren.

Die vragen vanuit andere EU-landen over die vaccins komen mede voort uit het feit dat andere landen in dezelfde klimaatzone een toelating van het Ctgb kunnen overnemen en vice versa. Heeft dat niet tot concurrentie geleid?

Van Duijn: “Daar wordt inderdaad wel eens over gepraat, maar wij zijn geen bedrijf dat in concurrentie is met anderen. We zijn een overheidsorgaan en moeten er voor zorgen dat de aanvragen in een redelijke termijn worden beoordeeld. En Nederland wordt dan wel gezien als een wat striktere lidstaat, waar een toelating moeilijk te krijgen is en ook wat duurder is. Maar het heeft ook niet zoveel zin als je in een ander land misschien iets goedkoper uit bent, maar dan voor een toelating elders in de zone alsnog allerlei extra vragen moet beantwoorden en daardoor extra tijd en geld kwijt bent.”

Als precisielandbouw de belofte waarmaakt, dan zouden gedetailleerde voorschriften geen probleem moeten zijn

Becks: “Wat wij vóór hebben is dat we een brede organisatie zijn met alle expertise in huis. En zoals al eerder gezegd, een Nederlandse landbouwsector die op alle terreinen voorop wil lopen. Als er om bepaalde teelten te behouden een pakket nodig is van allerlei maatregelen waaronder krachtige middelen, die het gebruik minder milieubelastend maken, dan kunnen we dat samen met de sector uitrekenen. Wij moeten het precies kunnen berekenen. Met de gedetailleerde gegevens die boeren en tuinders tegenwoordig kunnen leveren, hoe ze sensorgestuurd, pleksgewijs veel preciezer en dus minder spuiten en er dus ook minder emissie en minder blootstelling is, dan kunnen we daar rekening mee houden. Om middelen toe te kunnen laten, wordt dan het etiket wel veel ingewikkelder. Maar als precisielandbouw de belofte waarmaakt, dan zouden gedetailleerde voorschriften geen probleem moeten zijn.”

Ook de supermarkten mengen zich wel in het middelendebat. Staan die ook in dat rijtje stakeholders?

Van Duijn: “Heel incidenteel zijn we wel in gesprek met het CBL. Maar hun bovenwettelijke eisen aan producenten, dat is een discussie die ons niet aangaat. Het is wel goed dat ook de supers en de ngo’s in gesprek zijn en zien dat een rode lijst van stoffen die niet meer zouden mogen, niet per se het beste is voor milieu en gezondheid. Beter om het te hebben over een andere manier van telen. Wij wijzen dan weer wel op de mogelijke risico’s van resistenties als er een te eenzijdig gebruik van middelen is of met te lage doseringen wordt gewerkt.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin