In beginsel is er niks mis met een plantgezondheidsfonds. Collega’s betalen mee in de schade die een ondernemer lijdt door quarantaine-organismen. Veelal kan hij niks doen aan de besmetting van zijn gewas, en de schade voor zijn bedrijf is buitensporig groot. Het fonds gaat uit van onderlinge solidariteit.
Het oorspronkelijke idee komt uit de veehouderij, waar dierziektes als varkenspest en mond- en klauwzeer grote wonden sloegen. In de plantaardige sector zou een dergelijk fonds niet misstaan, meent LTO Nederland. De belangenorganisatie nam een aantal jaren geleden het voortouw. Er is belangstelling, of anders gezegd: draagvlak. Maar de tuinders willen er niet te veel voor betalen. Zij maakten een eigen inschatting van risico en kostprijs. Te duur, luidde het oordeel.
Met de hervorming van het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid lijkt er extra geld te komen voor risicomanangement ten aanzien van plantenziekten. Reden voor Tiny Aerts, vicevoorzitter van LTO Glaskracht Nederland, om het fonds opnieuw te agenderen. LTO wil deze maand met staatssecretaris Sharon Dijksma een intentieovereenkomst tekenen. Onderzoeksinstituut LEI van Wageningen UR rekent inmiddels aan de risico’s van fytosanitaire risico’s van een aantal groenten.
Los van de uitkomst, de vraag is of de sector überhaupt een dergelijke fonds moet wíllen? Kijk naar het gesteggel in de dierhouderij. Wie krijgt het voor het zeggen? En gaat de solidariteit over de teelten heen, of geldt deze alleen binnen één productgroep? Betaalt de paprikateler mee bij een uitbraak van tomatengeelkrulbladvirus? Hoe ver gaat de solidariteit? Bovendien, het bestaan van een fonds zou een lagere drempel zijn om risico’s te nemen.
Er is veel voor te zeggen om de tuinbouw niet op te zadelen met zo’n plantgezondheidsfonds. De telers kunnen zelf vergaande hygiënemaatregelen nemen. Preventie en protocollen zijn ook zonder fonds op te stellen, als deze er al niet zijn. Verbetering van importinspecties spreekt voor zich. De sector moet in de discussie deze argumenten goed wegen.
