Een krimpend pakket chemische correctiemiddelen maakt plaagbestrijding lastiger. Zo ook bij de rupsenbeheersing. In paprika blijkt de sluipwesp trichogramma daar een goede bijdrage in te kunnen leveren, zeker in combinatie met vroegtijdige detectie van motten met camera’s.
Bacillus thuringiensis-preparaten kunnen al veel oplossen bij de rupsenbeheersing. Toch hebben deze Bt-middelen hun beperkingen. Productspecialist Martijn Maat van Royal Brinkman: “Je pakt er alleen kleine rupsjes mee aan. Het wordt gevaarlijk als er meerdere generaties door elkaar heen gaan lopen. Dan ontsnappen de grotere rupsen aan de bestrijding, en gaan die weer eitjes leggen. Daarnaast zijn Bt-middelen pH-gevoelig.”
Verder is het toepassingsmoment van groot belang voor het resultaat. “Je legt op het blad een laagje middel dat maar een paar dagen actief is. Zeker bij warm weer breekt dit snel af, en wordt er te weinig van opgenomen. Je ziet soms dat, als er een bespuiting voor bijvoorbeeld spint nodig is, de Bt er dan voor het gemak maar gelijk bij wordt gedaan. Terwijl dat qua toepassingsmoment ongunstiger kan zijn.”
Basis met biologie
Daarom is een solide basis van biologische bestrijding gewenst om rups in paprika onder controle te houden. Een paar jaar geleden is Royal Brinkman begonnen met introductie van dispenserkaarten met de sluipwesp Trichogramma achaeae. Resultaten waren echter nog zeer wisselend. Vorig jaar werd de sluipwesp als proef ingezet op een huurtuin van Kwekerij het Westland met puntpaprika’s, waar als erfenis een grote plaagdruk van Turkse mot heerste vanuit voorgaande teelten op dat bedrijf. Die inzet gebeurde onder andere in de vorm van balletjes, waaruit de poppen zeer snel en daarna gedoseerd uitkomen. Gebruik van deze nieuwe productvariant, TRICHOcontrol van Agrobío, gaf al betere parasitering.
Gemiddeld kwamen we uit op 80 tot 85% parasitering door trichogramma
Maat: “Het werkte wel, maar toch misten we nog te veel. Trichogramma blijkt vanuit het uitzetpunt door het gewas heen te hoppen, maar niet echt afstanden te overbruggen. Daarom is besloten dit jaar in een vervolgproef met een groter aantal inzetpunten te gaan werken. “Daarmee kunnen we al fors terug in het aantal benodigde correcties, al zijn die af en toe toch nog nodig. Gemiddeld kwamen we uit op 80 tot 85% parasitering door trichogramma.” Aan de andere kant van het betonpad werd deze sluipwesp uitgezet in de vorm van los strooimateriaal. De logische verwachting was dat dit minder effectief moest zijn dan met het balletjessysteem, waarin de sluipwesppopulatie zich beschermd kan ontwikkelen en gedoseerd vrijkomt. Tot verbazing verliep de rupsenbeheersing bij het losse strooimateriaal echter juist stukken beter, met tot 100% parasitering.
Effectief uitzetten
Arbeidstechnisch is het ook nog eens veel sneller en makkelijker om de trichogramma in losse vorm uit te strooien dan via het TRICHOcontrol-systeem. Teeltmanager Chris Bos van Kwekerij het Westland: “Die balletjes leg ik verspreid op steenwolblokken. Uitzetten in de speciale uitzetboxjes die er voor zijn, en die je een volgende keer dus weer op moet zoeken in het gewas, dat kost mij te veel tijd.”
“Het als los materiaal verstrooien gaat veel sneller, en het is ook nog eens zo’n factor drie goedkoper dan die balletjes. Wij hebben hier een hele snelle buisrailwagen die je makkelijk en snel van pad naar pad kunt verplaatsen. Dan is het vol gas van voor naar achteren rijden, en de sluipwespen over de kop van de planten heen uitstrooien. Ze worden aangeleverd in een strooibeker. We prikken twee grote gaten in het deksel, op z’n kop houden, en rijden maar.”
“En trichogramma is een verschrikkelijk klein beestje. Die kan zich niet zo ver bewegen. Met balletjes heb je minder inzetpunten, en duurt de verspreiding langer dan met los materiaal. De ervaring is dat ze vanaf het over de kop uitgestrooide materiaal minder ver hoeven te reizen.”
Bijtijds ingrijpen
Een belangrijke stap in de biologische beheersstrategie is het moment waarop begonnen wordt met het inzetten van de sluipwespen. Niet wekenlang al onnodig preventief inzetten, maar zeker ook niet te laat zijn en achter de feiten aan blijven lopen. Want bij mooi weer en invlieg kan de rupsenopbouw ineens snel gaan. Voorheen werd op motten gemonitord met feromoonvallen. De afgelopen twee jaar is in de proefafdeling gewerkt met PATS-C-camera’s, omdat bij telers bleek dat daarmee de vlucht van de eerste motten vele malen eerder te constateren is dan met de feromoonvallen. Bos: “En ik heb een hele slechte ervaring met valletjes. Op deze locatie hebben we er maar een paar motjes mee gevangen. Dat geeft weinig vertrouwen. Voorheen greep ik in als ik de eerste gaatjes van rupsenvraat begon te zien. Maar eigenlijk had je dan drie tot vier dagen ervoor al een correctiebespuiting uit moeten voeren, want dan zijn de rupsjes het gevoeligst.”
Ook in de proef van vorig jaar bij Kwekerij het Westland bleek al hoe snel de eerste plaagdruk gemist kan worden. Maat: ”Daar dachten we toen de proef te kunnen beginnen met een nulmeting, zonder motten. Maar bij het ophangen van het PATS-C-detectiesysteem bleek er direct al activiteit te monitoren. Dus waren we eigenlijk al te laat.”
Vroege detectie
Bram Tijmons van PATS: “De timing van het moment van trichogramma inzetten, is dus cruciaal. Dat geldt ook voor correcties met Bt-middelen.” In een 3 hectare grote kas bij Kwekerij het Westland zijn daarom twee PATS-C-detectiesystemen geïnstalleerd aan een kaspoot. “Daarmee zien we Turkse motten vaak een tot twee generaties eerder dan zonder cameraregistratie.
Naast vroege detectie laat het systeem ook een ontwikkeling in hoeveelheid motten over de tijd heen zien. Daarin zijn duidelijk golfbewegingen waar te nemen, van opkomende aantallen die daarna weer afnemen. Waarbij na de startpopulatie binnen een aantal weken een toename is te zien in de hoogte/hevigheid van de opvolgende golven mottenvlucht. Dit visualiseert in feite nauwgezet de opvolgende generaties die de mottenplaag doormaakt.
“Vanuit die golfjes in aantallen motten kun je, op grond van kennis en ervaring over een rupsencyclus, voorspellingen gaan doen. En een alarm sturen: over zoveel dagen is te verwachten dat de eerste rupsen uit de eitjes gaan komen. Dat werkt niet op de dag nauwkeurig, maar er is uit ervaring wel een heel goede indicatie van te geven. Met die informatie kun je betere beslissingen nemen. Je kunt rond zo’n berekend moment extra gaan scouten of de trichogramma zijn werk goed doet. Zo niet, dan kun je bijtijds een Bt-bespuiting uitvoeren. Dat verkleint de kans dat er rupsen door het eerste of tweede stadium (waarin ze het meest gevoelig zijn) heen komen, want dan krijg je echt een groot probleem.”
De timing van het moment van trichogramma inzetten, is dus cruciaal. Dat geldt ook voor correcties met Bt-middelen
Het lijkt er sterk op dat er sprake is van kunnen overleven in de winter, want het valt op dat de eerste motjes vaak al heel vroeg in het teeltseizoen rond beginnen te vliegen. Verder komen ze binnen door invlieg van buiten. Tijmons: “Al valt op dat er over het algemeen homogene populaties motten in de kas waar te nemen zijn in de grafieken. Dat geeft aan dat er wel invlieg is, maar dat dit niet de belangrijkste oorzaak van de grootste toenames is. Al leert ervaring in de sierteelt dat populaties motten nog homogener worden als luchtramen afgegaasd worden.”
De grootste toenames zijn juist te zien van de plaagpopulatie die vroeg in het seizoen in het gewas aanwezig is en de kans krijgt veel generaties door te maken. De basis voor problemen later in het seizoen is dan helaas al gelegd, doordat de plaag in de vroege fase gemist is.
Steeds beter resultaat
Bos: “Het resultaat is nu veel beter dan vorig jaar. Het aantal benodigde correcties was fors lager. Ik kan nu zo efficiënt mogelijk het moment kiezen om te corrigeren, waardoor ik geen chemie hoef te gebruiken en ik het biologisch kan oplossen. Daarom verwacht ik er volgend jaar nog positievere resultaten van, want we streven naar 100% biologische rupsenbestrijding.”
De proef loopt dit jaar af. Maar de ervaring is zo positief dat de teler trichogramma volgend jaar zelf opnieuw zal inzetten. “Elk rondje spuiten, kost ook tijd en geld. Je kunt best aardig wat sluipwespen inzetten voordat dit meer gaat kosten dan wat het oplevert. En elke keer dat je niet met de spuitwagen het gewas in gaat, hoef je ook het gewas niet nat te maken, en verstoor je de biologie niet.”
Geen 100% garantie
De toepassing van trichogramma is interessant om de rupsen mee te beheersen. Bos: “Maar het geeft geen 100% garantie. Dus zul je steeds goed moeten kijken in hoeverre je uit moet zetten, om de populatie sluipwespen op oorlogssterkte te houden. Zeker dit teeltseizoen met het losse materiaal bleek dat je in het voorjaar, rond mei en begin juni, met nog minder correctiebespuitingen toe zou kunnen.” Daarbij helpt de kennis van de mottenopbouw vanuit de PATS-C-grafieken.
In de proef van dit jaar is met lagere doseringen van 25 sluipwespen per vierkante meter opgestart. Met de toename van mottenvluchten is dit opgevoerd naar 50 stuks per vierkante meter. Wekelijks werden monsters van bladeren in het laboratorium beoordeeld op de mate van parasitering. Maat: “Dat ging soms zelfs wekenlang richting de 100%.”
De goede resultaten met trichogramma, bij Kwekerij het Westland in de paprika’s, zijn ook te vertalen naar andere gewassen.