De Nederlandse land- en tuinbouw is gefundeerd op de veredelaars. Fokkers en telers hebben van generatie op generatie nieuwe lijnen en rassen ontwikkeld, waar hun opvolgers steeds op voortbouwden.
Daarbij zijn ook steeds nieuwe technieken gebruikt. De toepassing van kunstmatige inseminatie heeft bij de invoering ervan tot debatten geleid, die de Hoekse en Kabeljauwse twisten in de schaduw stelden. Inmiddels is ki gemeengoed en (bijna) niemand wil zonder.