Doorgaan naar artikel

Korte keten niet alleen voor lokale initiatieven

De nulmeting van de korte keten door Wageningen Economic Research bracht deze week een onverwachte hoofdrol voor de glasgroenteteelt aan het licht. Onderzoeker Gabe Venema legt uit wat meerdere van die megatuinders doen tussen de telers met streekproducten en boerderijwinkels.

In opdracht van het ministerie van LNV onderzocht Wageningen UR de korte keten. Den Haag hecht belang aan de korte keten vanwege de inzet op kringlooplandbouw, de versteviging van de band tussen burger en boer en de zoektocht naar aantrekkelijke verdienmodellen. Ook provincies vinden het belangrijk de vitaliteit van plattelandsregio’s te versterken.

Die aandachtspunten lijken allemaal de kant op te gaan van de wat kleinere agrarische onderneming, die zich richt op directe verkoop aan de consument van een regionaal of zelfs lokaal product. Hoe komen daar die grote glastuinders tussen?

“Dat komt door de definitie die is gehanteerd in de gebruikte databron Landbouwtelling. Die data zijn gebaseerd op de definitie van de Europese Unie: van een korte keten is sprake als zich tussen de teler en de eindconsument geen of maximaal één tussenschakel bevindt. In 2017 en in 2020 moesten alle boeren en tuinders daar een vraag over beantwoorden in de Landbouwtelling. Bij de telers die ‘ja’ hebben ingevuld op de vraag ‘Verkoopt u via 1 tussenschakel producten aan consumenten?’ zitten dus ook alle teeltbedrijven die direct verkopen aan een supermarkt.”

Is dit een korte keten? - Foto: Stan Verstegen

Is dit een korte keten? – Foto: Stan Verstegen

En dat kan ook directe verkoop aan een retailer in Duitsland of Engeland zijn?

“In sommige definities, zoals die van de Taskforce Korte Keten of van provincies, wordt ook wel iets gezegd over minder transportkilometers of over een regionale beperking. Anderen weer vinden heel Nederland één regio die klein genoeg is om van een korte keten te spreken. Maar in de Landbouwtelling is zo’n inperking niet gemaakt.”

Zonder extra tussenschakels direct aan de detailhandel verkopen, dat ís natuurlijk ook een korte keten en als verdienmodel de moeite van het nader onderzoeken waard?

“Die glastuinders zijn dus goed voor meer dan een derde van de € 1,4 miljard omzet, die Nederlandse boeren en tuinders maken in de korte keten. En ze zijn in elk geval geen marge kwijt aan tussenhandel of aan industriepartijen die het product kopen, bewerken en weer doorverkopen. En daarbij: dit type korte keten is door zijn efficiënte logistiek en grote volumes behalve economisch voordelig misschien ook wel extra duurzaam. En in sommige gevallen komt wel degelijk het teeltbedrijf ook voor de consument in beeld. Dus een interessant voorbeeld voor alle agrarisch ondernemers.”

Het klassieke voorbeeld van een korte keten. - Foto: Ronald Hissink

Het klassieke voorbeeld van een korte keten. – Foto: Ronald Hissink

Stimulering gericht op kleinere bedrijven

De in het rapport opgenomen suggesties voor stimulering van de korte keten gaan echter toch vrijwel allemaal over die getalsmatig grotere categorie van in omvang dan weer kleinere korteketenbedrijven, die lokaal werken en met nul tussenschakels direct aan de consument verkopen.

“Dat zijn dus de telers met bijvoorbeeld een boerderijwinkel en ambachtelijke streekproducten en vaak nog meer neventakken. Dat sociale aspect, dat ook wordt aangestipt in de definities van de taskforce en van bijvoorbeeld ook Rabobank, is nog moeilijk cijfermatig uit te drukken. We hebben per provincie ook via gesprekken met ondernemers met korte ketens uit de praktijk bij korte ketens een beeld geschetst. Met een korte reeks van succesvolle voorbeelden, ter inspiratie. En met hun vragen en knelpunten.”

Knelpunten uit de weg ruimen

Knelpunten zoals een gebrek aan marketingvaardigheden, onvoldoende grip op de logistiek, zeker als de volumes gaan groeien, maar ook overheidsregels die nog niet aan de schaal en de veelvormigheid van dit nieuwe type agrarisch bedrijf zijn aangepast.

“Overheden zien de korte keten, naast de eerder genoemde thema’s, ook een bijdrage leveren aan meerdere kwesties, zoals biodiversiteit, bodemvruchtbaarheid, voedselkwaliteit, natuur- en landschapsbeheer, milieu en klimaat. Als kortketentelers daar inderdaad ook mee aan de slag gaan, hoe kan dat dan het rendement van hun bedrijven nog wat verder opkrikken? Dat is wat we in het rapport meervoudige waardecreatie noemen.”

Venema en zijn collega’s hebben zo genoeg stof geleverd voor LNV en de provincies, maar ook voor marktpartijen, om mee verder te gaan. “We hopen in ieder geval dat we na deze nul-meting verder kunnen met het monitoren van de korte keten. Te beginnen met de volgende Landbouwtelling.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin