De landbouwcommissie van de Tweede Kamer sprak afgelopen woensdag met supermarkten, verwerkers en kennisinstituten over een duurzame, gezonde en rendabele voedselproductieketen.
“Als Kamerlid verwacht ik veel van u. Qua verantwoordelijkheid verwijzen ketenpartijen vooral naar elkaar. Is het de boer, de verwerker of supermarkt?”, vroeg NSC-Kamerlid Harm Holman zich woensdag af tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer. Dat gesprek ging over de route naar een duurzame, gezonde en rendabele voedselproductieketen. De Kamer ging hiervoor in discussie met supermarkten, verwerkers, kennisinstituten en innovators.
Holman richtte zijn vraag aan vertegenwoordigers van Albert Heijn, Lidl, FrieslandCampina, Unilever en Hak. Mireille Einwachter van FrieslandCampina kaatste de bal echter terug. “Ik zie dat verantwoordelijkheid genomen wordt. Is het alleen voor iedereen eerlijk om die beweging te maken? We willen vooral een gelijk speelveld, eerlijke kaders en voorspelbaarheid. Dat vragen we van u, de politiek.”
Wapenfeiten supermarkten
Tijdens het eerste deel van de rondetafel mochten de supermarkten, FrieslandCampina, Unilever en Hak eerst hun wapenfeiten opsommen. Die varieerden van 100% biologische groenteteelt in 2027 (Hak) tot een pilot regeneratieve landbouw en verdubbeling van de omzet van biologisch geteelde groenten en fruit in 2026 (Lidl).
D66-Kamerlid Anne-Marijke Podt vroeg zich af hoe agrarische koplopers vooruitgeholpen kunnen worden. Quirine de Weerd van supermarkt Lidl was helder. “Als we duurzaamheid definiëren moeten we doelgestuurd en prestatiegericht te werk gaan. Het belang van doelsturing is dan cruciaal. Stuur op doelen, de boer gaat het uitvinden. Dan komen de koplopers naar voren, maar ook het peloton daarachter. Dan ga je het duurzame verschil maken.”
Manfred Aben van Unilever, dat jaarlijks €100 miljoen in innovatie stopt, stelde dat duurzaamheid een economische realiteit is waar goed over nagedacht moet worden. “Hoe kunnen we meer mensen bedienen met minder grondgebruik en grondstoffen. Daar moet je slimmer mee omgaan en daarom zijn onderzoek en innovatie zo belangrijk.”
Nu zie je telkens vage concepten als circulair of natuurinclusief en het nieuwe modewoord is regeneratief
Biologisch akkerbouwer Digny van den Dries
Kleinere bedrijven gemiddeld niet rendabel
In het tweede deel van de rondetafel kwam vertegenwoordigers van Wageningen University & Research, Bionext, Ecorys en MNEXT aan het woord. Michiel van Galen van Wageningen University & Research stelde dat duurzaamheid een maatschappelijk vraagstuk is. Hij kaartte aan dat er al veel verduurzaamd wordt en gemiddelde boereninkomens vooruitgaan, maar hij zei ook dat kleinere bedrijven gemiddeld niet rendabel zijn.
“Uiteindelijk moet de burger en consument betalen, want de winstmarges van supermarkten (op bio) en verwerkers zijn ook niet groot. Er valt bij andere partijen niet heel veel te halen. Wel in samenwerking en bij eerlijkere verdeling.” Van Galen merkte op dat dit zou veranderen als er bijvoorbeeld met biologisch wordt opgeschaald. “Dan kun je echt kosten besparen, worden kostprijsverschillen marginaal en kun je bio goedkoper aanbieden.”
Pleidoor voor lagere btw op bio
Biologisch akkerbouwer Digny van den Dries hield namens ketenorganisatie Bionext een scherp pleidooi. “Op boerenerfniveau is het prijsverschil tussen gangbaar en bio beperkt, maar in het supermarktschap is dat verschil vaak opgerekt tot een halve euro. Consumenten associëren bio met duur, terwijl dat niet nodig is.” Van den Dries pleitte onder meer voor een lagere btw op biologische producten en meer inzet van retail en A-merken.
“Biologisch moet breed erkend worden als gezond en duurzaam voedsel. Nu zie je telkens vage concepten als circulair of natuurinclusief en het nieuwe modewoord is regeneratief.” Ook was Van den Dries kritisch dat een bio-areaal van 15% niet door het parlement omarmd wordt. “Het is voor mij onbegrijpelijk dat zulk laaghangend fruit niet door u geplukt wordt.”
Bart Witmond van Ecorys vergeleek de Nederlandse landbouwsector met de Formule 1. “Max Verstappen levert ook ongelooflijke prestaties, maar er moet wel telkens benzine in en er is impact. Voor de sector geldt dat die niet kan blijven drijven op kunstmest en krachtvoer. Tegelijkertijd geldt dat marges voor duurzaamheid pas beter worden als de consument meer gaat betalen. Daar begint het. Voedsel is te goedkoop.”