Doelsturing is het toverwoord van kabinet-Schoof. Ondernemers moeten nog steeds de veelal onveranderde doelen halen. Hoe ze dat doen, mogen ze zelf weten. Maar als het vertalen van die grote nationale doelen naar individuele bedrijven niet meer in Den Haag gebeurt, waar dan wel?
De politieke realiteit is veranderd. Het rechtse kabinet-Schoof maakte deze weken zijn plannen bekend en die zien er anders uit dan onder Rutte en zijn voorgangers. Alleen al de plaats en de omvang van het hoofdstuk dat in het regeerprogramma voor de agrarische sector is uitgetrokken, duidt erop dat onder invloed van BBB in kabinet én parlement de land- en tuinbouw serieus worden genomen.
Tegelijkertijd blijft ook veel hetzelfde. Kijkend naar de glastuinbouw is bijvoorbeeld niets nieuws te lezen over de energietransitie naar fossielvrije bedrijfsvoering. Het beleid dat nog onder Rutte IV en de Tweede Kamer voor de verkiezingen van november 2023 werd afgesproken, is onverkort overgenomen door het nieuwe kabinet en Kamer.
Dat is ook niet zo vreemd, want het nieuwe kabinet zegt ook dat alle onder Rutte afgesproken doelen voor klimaat en milieu, internationaal en nationaal, overeind blijven. Dus wanneer en hoe snel wij allen fossielvrij en klimaatneutraal moeten worden en zijn, is niet veranderd. En hoe snel en wanneer de kwaliteit van ons water op orde moet zijn volgens de Kaderrichtlijn Water, is niet veranderd.
Geen kalenderlandbouw meer
Wat wel verandert, is hoe we daar moeten komen. De neiging om bureaucratisch voor te schijven wat boeren en tuinders op hun bedrijf wel en niet moeten en mogen doen, wil het kabinet loslaten. Goed voorbeeld is de zogenoemde kalenderlandbouw. Die regeling dwong telers min of meer om zich strikt aan de magische datum van 1 oktober te houden voor oogsten van het een en planten van het ander.
Elke teler weer baas op het eigen bedrijf? Niet helemaal, want de stikstof- en schoonwaterdoelen achter die manier van regelgeving staan nog overeind. Hoe moeten die enorm globale doelen het specifieke handelen van die boeren en tuinders gaan sturen? Dat legt Den Haag terug in de handen van de land- en tuinbouworganisaties. Daarover zegt Schoofs regeerprogramma: “We onderzoeken hoe we de uitvoering dichter bij de ondernemer kunnen versterken door producenten- of brancheorganisaties meer mogelijkheden te bieden voor het algemeen verbindend verklaren van collectieve afspraken of dat productschappen 2.0 wenselijk zijn.”
Sectoren zelf laten bedenken en uitwerken
Mocht zo’n productschap 2.0 van de grond kunnen komen, dan hoeft Den Haag minder om tafel met belangenclubs van boeren en tuinders. Die moeten het dan zelf eens zien te worden over mestmaatregelen, emissiereductie, gewasbescherming, et cetera.
Misschien maakt dit zelfs het Haagse voornemen om op het ambtenarenapparaat te bezuinigen haalbaar. Ook het bedenken en uitwerken van maatregelen komt dan veel meer bij die agrarische organisaties te liggen. Dat dit nogal wat menskracht vergt, weten we nog van de productschappen 1.0, die vooral door toedoen van ontevreden telers ten onder gingen.
Meer aandacht voor belang vollegrondsteelt
“Twintig jaar geleden begon het verzet tegen het toenmalig Productschap Tuinbouw bij mij op kantoor”, erkent vollegrondsgroenteteler Ton Slagter in Andijk. “Maar de wereld is ondertussen veranderd.” Als vice-voorzitter van de LTO vakgroep Akkerbouw en Vollegrond, is hij namens de Nederlandse vollegrondsgroentetelers juist op zoek naar meer zeggenschap over de eigen deelsector.
“Het gaat heel veel over koeien en mest. En zeg je tuinbouw, dan gaat het veel over kassen. Maar het specifieke vollegrondsgroentebelang, dat wil ik graag meer voor het voetlicht. Dan kan alleen als we met elkaar ook een sterk collectief willen vormen.”
Dat moet een vollegrondsgroentecollectief zijn waarmee Den Haag ook afspraken kan maken. Slagter: “Wij willen als telers van alles. In het Landbouwakkoord dat vorig jaar net niet doorging, lag €5 miljoen klaar voor de vollegrondsgroentesector. Minstens dat bedrag kunnen we alsnog gaan ophalen bij minister Wiersma, mits we als sector en als keten het eens kunnen worden over wat wij met vollegrondsgroenten kunnen bijdragen aan het halen van de doelen.”
Arbeidsmigratie beperken
Dan het grote onderwerp migratie. Kern van dat debat is weliswaar asielmigratie, maar al voor de verkiezingen kwam ook arbeidsmigratie terecht in het oog van die politieke storm. Grip op migratie kan niet zonder naar de grootste groep migranten te kijken.
Ook in dit dossier volgt Schoof veel zo niet alles wat Rutte al in gang zette. De misstanden die de commissie-Roemer in 2020 op een rijtje zette, die wil ook dit kabinet aanpakken. Huisvesting moet beter, registratie van arbeidsmigranten moet beter en uitleners van arbeidskrachten worden weer wettelijk gecertificeerd. Aan het nieuwe kabinet om van plan en voorbereiding ook echt naar uitvoering te gaan.
Het nieuwe kabinet schrijft in het regeerprogramma echter ook deze belangrijke zin: ‘Arbeidsmigratie wil het kabinet beperken tot die migratie die echt meerwaarde heeft voor ons land.’ Om dat even verderop nog wat in te kleuren: ‘Voor arbeidsmigranten die onmisbaar zijn voor onze brede welvaart en kenniseconomie moet Nederland een aantrekkelijk bestemmingsland blijven.’
Daarmee versterkt deze regering het verband dat steeds vaker wordt gelegd tussen arbeidsmigranten en brede welvaart. Met dat verband wordt vervolgens steevast de tuinbouw mee geassocieerd – en meestal niet in positieve zin, omdat daar nu eenmaal veel arbeidsmigranten werken. De Staatscommissie Demografie (onder leiding van de latere formateur Richard van Zwol) gaf begin dit jaar de voorzet, die vervolgens door veel politici en bestuurders, onder wie Klaas Knot van de Nederlandsche Bank, werd ingekopt: moeten we niet langzaamaan af van sectoren die te veel laagbetaalde banen hebben, waar ze alleen nog maar mensen uit armere buitenlanden kunnen krijgen?
Verboden of ontmoedigen
Begin deze maand kwam ook de Adviesraad Migratie met een rapport, waarin wederom het verband met de glastuinbouw werd gelegd. Het advies van deze raad: stel een onafhankelijke commissie in die ook echt werk gaat maken van het beoordelen van sectoren of beroepen waarvoor nog arbeidsmigranten gehaald mogen worden.
Helder is natuurlijk dat er niet botweg van regeringswege een verbod zal komen op glastuinbouw in Nederland. Maar wel wordt er al een voorschot genomen op het schrappen van regelingen, die nu het aannemen van arbeidsmigranten juist extra aantrekkelijk maken, want extra goedkoop en extra flexibel.
Het kabinet laat de juridische mogelijkheden onderzoeken van een uitzendverbod voor sectoren waar met name buitenlandse uitzendkrachten lijdend voorwerp zijn van misstanden. Ook de fiscale ETK-regeling voor vergoedingen voor huisvesting, zorgverzekering en reiskosten (ook wel bekend als het cafetariamodel) staat op losse schroeven.
‘Robots naar de boerenpraktijk’
Het kabinet schermt met een alternatief voor al die laaggeschoolde en laagbetaalde mensenhanden: robotisering. En ook al zijn er nog veel meer sectoren die graag met steun van de overheid onderzoek zouden willen doen naar robots, in het regeerprogramma is dit alternatief voor arbeidsmigranten vernauwd tot het integraal innovatieprogramma Robots naar de Boerenpraktijk.
Die robots voor de boeren- en tuinderspraktijk beginnen met een bescheiden opstartbudget van €3,5 miljoen voor 2025. Maar ‘de grote miljoenen’ komen in de jaren daarna, verwacht Erik Pekkeriet. Hij is al met het ministerie van LVVN aan het pingpongen over de inrichting van dit innovatieprogramma en wat Wageningen UR kan bijdragen. Het gaat volgens hem niet alleen over het ontwikkelen van robots en sensoren, maar ook over een infrastructuur en veiligheidsbeleid voor de data, waarop die systemen draaien. “Ik ben met deze stap van €3,5 miljoen al heel blij. Maar de échte investeringen zullen hopelijk met de volgende Prinsjesdag komen.”
De grote miljoenen voor robotisering komen na 2025
Helemaal nieuw is de samenwerking tussen Wageningen en het ministerie zeker niet, want al acht jaar lang doen beide partijen mee aan de Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL). Maar precisieteelt gaat behalve over robots over nog veel meer vormen van digitalisering en mechanisatie. En arbeidsbesparing speelt mee, maar tot op heden slechts als een van de talrijke factoren (naast gebruik van middelen, mest, water en natuurlijk omvang en kwaliteit van de productie) die meespelen in het afwegen van de kosten en baten van robotisering.
Experimenteerlocaties?
Als nu het vervangen van arbeidsmigranten door robots inderdaad de eerste en belangrijkste drijfveer wordt voor deelname van de overheid in dit innovatieprogramma, dan geeft dat een andere dynamiek. Oogstrobots kunnen voorrang krijgen boven spuitrobots, wiedbots en andere farmdroids, ongeacht de vraag waarin de teler nu eigenlijk het liefst al zou willen investeren.
NPPL is er tot nu toe alleen voor de open teelten geweest. Maar ook, en misschien wel juist, de arbeidsintensieve glastuinbouw staat vooraan bij het ontwikkelen van arbeidsbesparende robotisering. Het programma Robots naar de Boerenpraktijk wordt in één adem genoemd met het nationaal programma experimenteerlocaties voor innovatie. Het is dus goed denkbaar dat er ook minstens één experimenteerlocatie komt voor robots in de kas.
Van welke invalshoek je ook naar robotisering en mechanisatie kijkt, het lijkt sowieso broodnodig. Vorige week kwamen de vakbonden ook alweer met hun algemene looneis voor het nieuwe cao-onderhandelingsseizoen. FNV spande weer de kroon met een eis van 7% én een vierdaagse werkweek. Verder wil de bond een verhoging van het minimumloon naar van €13,68 naar €16 per uur. Ook aan die kant wordt dus hard gewerkt aan het verkorten van de terugverdientijd van robots.