Doorgaan naar artikel

‘Indoor farming heeft eigenlijk té veel voordelen’

Indoor farming, dat is volgens menig teler een hype. Een ledcel kan niet tippen aan de efficiëntie en teelttechniek in een kas. En nu energie en kapitaal niet meer spotgoedkoop zijn, lijkt de doorbraak verder dan ooit. Marcel Kers van PlantLab kent de verschillende open, bedekte en indoor teelten goed genoeg om deze denktrant te begrijpen én te weerleggen.

Elf jaar geleden nog verklaarden Wageningse plantwetenschappers de plantjes, die moesten groeien met alleen maar de beperkte hoeveelheid kunstlicht van de indoor farm van PlantLab, voor dood. “Het kón niet, zeiden ze. Maar wij bewezen toen al dat het wél kon.”

Geteeld in Amsterdam, Indianapolis en Nassau

Marcel Kers was er al die tijd bij. Vanaf de eerste door hun zelf ontwikkelde teelt-klimaatcel in een schuur in Sassenheim tot nu. Officieel ging PlantLab in 2009 van start met een onderzoeksfaciliteit van 200 vierkante meter bij HAS Den Bosch. In 2014 opende de toen nog kersverse koning Willem Alexander het PlantLab onderzoekscentrum en kantoor in de De Gruyter Fabriek in ’s-Hertogenbosch. En anno 2022 wordt er geteeld in Amsterdam, in Indianapolis in de VS en in Nassau op de Bahama’s, met plannen voor nog veel meer.

En toch is er scepsis over indoor farming. Waar blijft de doorbraak naar grootschaliger productie?

“Indoor farming bestaat pas vijftien jaar. Vergelijk het met de mobiele telefoon. Vijftien jaar na de marktintroductie daarvan zag de gemiddelde Nederlander desgevraagd het nut van een mobieltje nog totaal niet in. Toen kwam de Nokia. De oudere mensen onder ons kennen hem nog. En kijk wat we nú allemaal doen met onze huidige smartphone, je kunt er zelfs nog steeds mee bellen. Wij staan nu met indoor farming waar de mobiele telefoon in 1998 stond, toen dus bijna niemand het nut en commerciële belang van een mobiele telefoon inzag. Dat gaat de telefoon alleen ver voorbij.”

Tegelijkertijd is er wel al veel belangstelling bij investeerders.

“Die maken nu wel weer pas op de plaats, door alle economische onzekerheid en oplopende rentes. Maar inderdaad, geld was de laatste jaren goedkoop, bijna ‘gratis’ en er was en is heel veel aandacht voor de voedselindustrie en tegelijk duurzaamheid. Dat heeft gezorgd voor heel veel nieuwkomers. Zowel het geld als die ondernemers kwamen en komen veelal níét uit de tuinbouw. Daar zit men nogal vast aan de conventionele manier van ondernemen in de keten en van telen.”

Jij komt wél uit de tuinbouw.

“Maar ook toen ik in het wereldje van het teeltadvies rondliep hield ik me niet helemaal aan de grenzen. Toen ik na twaalf jaar fruitadvies op dezelfde voet verder ging in bijvoorbeeld ook de aardbeienteelt, stuitte ik wel op enige weerstand. Ik hing tussen de fundamentele kennis uit Wageningen en het operationeel advies van de ‘normale’ teeltadviseurs in. Ik zette bijvoorbeeld vraagtekens bij de stelregel dat 1% meer licht 1% meer productie is en vond dat elke teelt met onze plantbalans van toen te verbeteren is. Maar ook binnen PlantLab leren we nog gelukkig elke dag bij. Verwacht dat dit ook gewoon de komende decennia gewoon doorgaat”

​We vonden dat je eerst wat moest laten zien voordat je investeerders gaat vragen hun geld te investeren

Maar zonder tuinbouwkennis kan het ook makkelijk misgaan.

“Dat hebben we de laatste jaren vaak genoeg gezien. Dan heb je ineens 100 miljoen dollar en dan eens gaan kijken hoe je het idee gaat vormgeven. Maar zó makkelijk is het nou ook weer niet, een betonnen doos, ledlampen en telen maar. Wij hebben het stap voor stap gedaan. We vonden dat je eerst wat moest laten zien voordat je investeerders gaat vragen hun geld te investeren. Met geld inderdaad van buiten de tuinbouw, én met partners die van wanten weten.”

Een van de partners van het eerste uur is veredelaar Syngenta. Maar jullie hadden plantjes van meer veredelaars; kennelijk zagen die ook al vroeg perspectief in dat daglichtloos telen?

“Ja, al toen eind 2009 begonnen bij HAS Den Bosch lieten we zien dat we iets konden dat volgens de wetenschap niet mogelijk was. Als je dan aantoont dat je het breeding proces aanzienlijk kun versnellen dan heb je alle interesse. Maar in de veredeling is sowieso meer aandacht voor hoogtechnologisch werken en onderzoeken. We kozen met Syngenta een partner met wie we uiteindelijk hun gehele portfolio hebben gedaan, groenten en bloemen, maar dus ook gewassen als graan, rijst en mais. Echter vanaf begin PlantLab was onze intentie om voedsel in en voor de stad te gaan produceren. Om te laten zien dat je kunt telen voor de versmarkt – dus op een mooi gewas én smaak én langere houdbaarheid – maar ook op inhoudsstoffen voor de farmaceutische industrie. Indoor farming heeft eigenlijk té veel voordelen.”

Te véél voordelen?

“Indoor farming heeft niet één focus, één sterk punt dat voor alle investeerders, ondernemer en consumenten meteen helder is. Per regio, per land verschilt bijvoorbeeld de manier waarop men de maatschappelijke winst ziet. In de Verenigde Staten is watergebruik bij het produceren van voedsel een veel nijpender kwestie dan in Europa. Daar is Californië de groenteakker voor heel de VS, maar hoe lang nog, gezien de enorme problemen met droogte? Hier in Europa is nul gebruik van pesticiden weer veel belangrijker.”

Dat is de burger, maar ook consument als hij zijn portemonnee moet trekken?

“Dan gelden andere verkoopargumenten. Lekkerder. Gezonder. Soms is het ook wennen voor consumenten. In Amerika is hygiëne belangrijk. Daar prijzen ze sla aan met ‘3× gewassen’. Dat is positief bedoeld, maar wij zeggen ‘onze sla hoef je helemaal niet te wassen’. Dat verlaagt de kwaliteit en houdbaarheid alleen maar. En in weer andere landen is onze lagere prijs een verkoopargument, omdat groenten er zo duur zijn.”

Wat in Japan ook wel speelde is dat het onderzoek naar daglichtloos telen er veel meer dan bij ons uitging van techniek in plaats van de plant

Die prijsfactor speelt in Japan, waar de eerste ‘groentefabrieken’ stonden?

“Zeker. Groente is daar heel erg duur. Maar daar speelt dan ook nog eens mee dat ze weinig vierkante meters vrij hebben voor de teelt van groente. Vandaar dat juist de meerlagenteelt daar zo intensief is onderzocht, in ongeveer dezelfde jaren dat wij met PlantLab begonnen. Wat in Japan ook wel speelde is dat het onderzoek naar daglichtloos telen er veel meer dan bij ons uitging van techniek in plaats van de plant.”

Maar misschien wel het grootste voordeel: je kunt het op elke plek doen.

“Met indoor farming kan elk land aan zijn voedselzekerheid bouwen. Zorgen dat ze minder afhankelijk zijn van voedsel dat ver weg geproduceerd wordt. Dus ook in landen waar tuinbouw tot nu toe bijna onmogelijk was, ook niet in kassen. Dus je hebt wel tien voordelen, maar je moet per klant wel de bij hem of haar belangrijkste twee noemen. Overigens is voor de teler misschien wel het grootste voordeel dat je onderdeel kunt worden van een heel andere keten, zonder de ballast van een in het verleden logische infrastructuur en margeverdeling.”

Hoe werkt dat?

“Onze keten, die we met onze kwekerij in Amsterdam vormen met online supermarkt Picnic, is iets wat vijf jaar geleden nog niet bestond. Beide waren er immers nog niet. Toen had elke serieuze retailer winkels en dc’s. Dan moet je met je op een helemaal nieuwe manier geteelde lokale kruiden een ouderwetse keten in. Maar ik snap ook wel dat je als huidig teeltbedrijf ook helemaal op die traditionele ketens bent ingericht.”

Zomaar de keten veranderen is voor teeltbedrijven inderdaad wel heel lastig. Daar is de supermarkt te machtig voor?

“Wat ook meespeelt is dat het tegen gevestigde belangen ingaat. Bijvoorbeeld tulpen broeien. Dat kun je doen in Noord-Holland in de buurt van waar de teelt ook zit, of je kunt het doen met indoor farming op de plek waar de afzet van deze tulpen zit. Zeg maar volgens het Bakker Bart-principe van afbakken vlakbij de eindklant. Maar dat Noord-Hollandse broeibedrijf heeft een pand en mensen en toeleveranciers en afnemers. Die gaat die keten niet omver gooien, maar blijft met de vrachtwagen heen en weer rijden.”

Wie dan wel?

“Wij denken dat wij dat wel zouden kunnen. Wij zijn uit de oude ketens gestapt. Nieuwe partijen, zeker partijen van buiten de tuinbouw, kijken zonder ballast. Vanuit een nog niet gevestigd belang en een nog niet gekozen positie. De investeerder van de lange adem – en die zijn er ook zat – kijkt naar rendement en toegevoegde waarde van een hele keten. Maar ook de ‘oude’ keten van foodservice en retail is zeer sterk in beweging en zoekt naar nieuwe duurzame invulling van voedselproductie. En dan komen er ook nieuwe vormen van samenwerking die de oude keten toch gaan veranderen. Dit is niet alleen maar in de indoor farm productiebedrijven aan de orde. Dat investeerders bezig zijn met ketens te bouwen, dat is ook zeer sterk in de glastuinbouw te zien.”

Als afzet, energie en arbeid maar geborgd zijn, kan indoor farming over vijf à tien jaar op veel meer plekken een factor van belang zijn

Het geld is nu duurder dan een paar jaar terug. Maar vooral energie is duurder.

“Jazeker. Daar hebben we in ons Plant Paradise Amsterdam ook mee te maken. Dat is voor heel Europa een probleem. Maar elders in de wereld speelt het al veel minder tot zelfs helemaal niet. Daar heb je een heel andere som van wat kost energie, arbeid, transport en vierkante meters en wat levert een kilo product op. Dan is het mooie van dat Bakker Bart-principe dat je je kennis van plek A zo over kunt brengen naar productie op plek B. Als afzet, energie en arbeid maar geborgd zijn, kan indoor farming over vijf à tien jaar op veel meer plekken een factor van belang zijn, met veel meer partners, technisch, commercieel en politiek. Wij geloven er wel in.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin