Doorgaan naar artikel

Glastuinders omarmen collectief strategisch onderzoek

In 2019 ging het collectieve glastuinbouwonderzoeksprogramma KijK van start. Het is inmiddels een veelzijdig en levendig geheel, dat navolging heeft gevonden in de bloembollen en waarover ook de vollegrondsgroentesector gesprekken voert.

De bezwaarcommissie van Kennis in je Kas (KijK) had onlangs een eerste hoorzitting. Er hoefde geen al te grote zaal voor te worden geregeld. Een handvol principiële bezwaarmakers bleef tot aan het gaatje bezwaar maken tegen een collectief en algemeen verbindend verklaarde heffing voor strategisch gewasoverstijgend onderzoek voor de glastuinbouw.

Onder die acht bezwaarmakers telers die sowieso tegen collectieve heffingen zijn. Maar ook een paar ondernemers die wel willen meebetalen, maar alleen aan meer praktisch toegepast onderzoek. Op een totaal van 3.657 glastuinbouwbedrijven in Nederland is dat bezwaar nauwelijks substantieel. Het aantal van 69 afzonderlijke onderzoeksprojecten, voor de eerste periode van vier jaar tot en met 2022, is dat wel.

Grote bedrijven doen minimaal 10% van hun omzetwaarde aan R&D, wij als sector nog geen 0,2%

Ruud Paauwe, directeur van Stichting KijK

€ 6 miljoen per jaar

Per jaar haalt Stichting KijK € 3 miljoen op bij alle bedrijven in de voedingstuinbouw en sierteelt met meer dan een halve hectare glas. Dit bedrag wordt verdubbeld door de overheid. Met die € 6 miljoen wordt vervolgens gewasoverstijgend onderzoek gedaan naar energie, water en plantgezondheid. Ter verfijning van die drie hoofdthema’s zijn voor de periode van 2023 tot 2027 50 onderzoekslijnen opgesteld waarlangs men onderzoeksvragen kan indienen.

Afgezet tegen de totale omzet van de glastuinbouw in Nederland is het gezamenlijk opgehoeste heffingsbedrag eigenlijk een schijntje. Dat stelt directeur Ruud Paauwe van Stichting KijK. “Grote bedrijven doen minimaal 10% van hun omzetwaarde aan R&D, wij als sector nog geen 0,2%. Terwijl voor een zo kennisintensieve sector als de glastuinbouw innovatie ons levensbloed is. Zonder een basis van fundamenteel en strategisch onderzoek kan die innovatie niet op gang blijven.”

Fundamenteel – strategisch – toegepast

Onderzoek start altijd met fundamenteel onderzoek, gevolgd door strategisch en dan toegepast onderzoek. Fundamenteel onderzoek is gericht op het verleggen van de grenzen van wetenschappelijke kennis. De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen omschreef dat onlangs als volgt: “Ongebonden fundamenteel onderzoek gaat uit van de nieuwsgierigheid en creativiteit van wetenschappers en vereist een hoge mate van vrijheid. De wetenschapper moet, om wetenschappelijke ontdekkingen te kunnen doen, zowel het ‘wat’ als het ‘hoe’ kunnen bepalen. Dat vergt vertrouwen van de samenleving en staat op gespannen voet met (micro)management door buitenstaanders.”

Dit is dus niet waar het in Stichting KijK om draait. Daar zijn die buitenstaanders wel degelijk (mede)bepalend, volgens de stelregel ‘wie betaalt, bepaalt’. Bij het strategisch onderzoek bundelen verschillende partijen uit het bedrijfsleven, overheid en wetenschap – de welbekende Gouden Driehoek – hun krachten om urgente uitdagingen het hoofd te bieden. Het gaat daarom doorgaans ook sneller dan het ongebonden fundamenteel onderzoek. Strategisch onderzoek neemt de vorm aan van nieuwe of vernieuwende combinaties, wat vereist dat er een strategie wordt uitgestippeld. De betrokkenen moeten afspraken maken, zowel over het ‘wat’ als over het ‘hoe’. De wetenschappers die het onderzoek uitvoeren zijn gebonden aan deze afspraken.

‘Voorhoedepositie werkt als een magneet’

“Zowel ongebonden als strategisch onderzoek zijn heel belangrijk voor wetenschappelijke, technologische en maatschappelijke doorbraken”, schrijft de KNAW. “Ze sluiten elkaar niet uit. Integendeel, ze vullen elkaar aan. Beide soorten onderzoek kunnen Nederland in de voorhoede van de wetenschap plaatsen én houden. Die voorhoedepositie werkt als een magneet op wetenschappelijk talent, wat weer van groot belang is voor wetenschappelijke instellingen en bedrijven in Nederland én voor de oprichting van nieuwe en groeiende bedrijven in onze kennissamenleving.”

Die voorhoedepositie wordt door Wageningen beter gedemonstreerd dan door welke andere Nederlandse universiteit ook. WUR staat al jaren achter elkaar op nummer 1 in gezaghebbende rankings van alle universiteiten ter wereld op het gebied van land- en tuinbouw. Wageningen is voor het fundamentele onderzoek dan ook voor KijK de eerste en belangrijkste partij om naar te kijken.

Maar het onderzoek van het KijK-programma kan door meer partijen worden ingevuld. Paauwe noemt Vertify, Delphy, Brightlands Venlo, TNO en de Belgische universiteit van Leuven. Dat zijn ook partijen die kunnen zorgen voor een soepele overgang van de gevonden fundamentele kennis naar het meer strategische onderzoek.

Link naar praktijk

Die link naar de praktijk is soms overduidelijk. Voor een deel van het onderzoek dat door KijK wordt gefinancierd geldt dat het van extra belang is voor een bepaalde telersvereniging of zelfs een individueel bedrijf, schetst Paauwe. “Er zijn daarom ook projecten waar bedrijven extra aan meebetalen. Regel blijft dat onderzoek gewasoverstijgend is, maar er is wel vaak een voorbeeldgewas. Voor een bedrijf of telersgroep kan het dus een voordeel zijn om al tijdens het onderzoek nauw betrokken te zijn.”

Uiteraard worden de conclusies uit het onderzoek gedeeld met alle glastuinders, aangezien ze allemaal hebben meebetaald. Kas Als Energiebron is wat dat betreft het oudste en bekendste voorbeeld. Dit project is al sinds begin deze eeuw een samenwerking van de hele sector, met medefinanciering van de overheid. Juist nu de energietransitie door de Oekraïnecrisis in een hogere versnelling is gezet, is het breed delen van alle kennis die is en wordt opgedaan van het grootste belang.

“Er is duidelijk extra vraag naar onze cursussen over Het Nieuwe Telen”, zegt Piet Broekharst daarover. Maar de programmamanager van Kas als Energiebron verwacht ook dat er naar aanleiding van de maatregelen die telers op hun bedrijven hebben genomen, in de nabije toekomst onderzoek zal worden gedaan naar de effecten van die maatregelen.

“De onderzoeksagenda van Kas Als Energiebron focust op de langere termijn en daarin was van meet af aan veel aandacht voor energiebesparing en effectieve CO2-dosering”, aldus Broekharst. “De laatste jaren is daar meer onderzoek naar belichting en led bijgekomen. Ook zijn er meer onderzoeksvragen ingediend rond fossielvrij telen.”

Zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de onderzoeksvoorstellen zijn wat Broekharst betreft prima in orde. Het voorbereidende werk dat in gewascommissies en telerscoöperaties wordt gedaan is goed voor de relevantie van de vragen – en uiteindelijk ook voor de uitkomsten.

Veel van het onderzoek gebeurt bij WUR, maar ook partijen als Delphy (foto) en Vertify voeren strategisch onderzoek uit. - Foto: Roel Dijkstra
Veel van het onderzoek gebeurt bij WUR, maar ook partijen als Delphy (foto) en Vertify voeren strategisch onderzoek uit. - Foto: Roel Dijkstra

Communicatie

Communicatie is voor de juiste inschatting en waardering van alle andere projecten evenzeer van levensbelang. Ook als er wat minder acuut bedreigende actualiteiten zoals een energiecrisis achter schuilgaan. Onderzoek bijvoorbeeld naar een meetstandaard voor de microbiologische kwaliteit van groeimedia – vorige maand goedgekeurd door de KijK-programmaraad – is niet direct iets waar elke tuinder van zal zeggen: “Eindelijk!” Maar als telers kunnen laten zien dat ze werken met duurzame (veenvrije) substraten, die ook nog eens bijdragen aan betere plantweerbaarheid, dan is toch iedereen blij.

En zo is heel die lijst van onderzoeken door programmaraden, begeleidingscommissies en onderzoekscoördinatoren kritisch bekeken op hun relevantie voor teler en maatschappij. Paauwe: “Dat er soms kritiek is op wat wel en wat niet wordt goedgekeurd, is logisch. Maar gelukkig wordt daar goed over gepraat. Laatst was er een gesprek tussen vertegenwoordigers van de Federatie van Vruchtgroente Organisaties en Wageningen UR. In de groente zijn de telersgroepen groter dan in de sierteelt. Dat geeft tegelijkertijd meer betrokkenheid én duidelijker hoorbare kritiek. Bijvoorbeeld als een project ‘mislukt’ – wat in wetenschappelijk onderzoek eigenlijk niet bestaat. Want ook als je niet de gehoopte of gewenste uitkomst krijgt, weet je toch weer meer.”

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin