Doorgaan naar artikel

Directeur WUR Glastuinbouw: ‘Taak in voorlopen op wat gangbaar is’

Directeur WUR Glastuinbouw Monique van Wordragen maakt zich sterk voor onderzoek dat nu relevant is voor teeltbedrijven. Ook het al jaren vooruitkijken naar vernieuwende oplossingen vindt zij belangrijk. “Daarbij blijven we inzetten op een sterke band met de telers.”

Monique van Wordragen krijgt in haar directiefunctie bij WUR volop kans om een bijdrage te leveren aan onderzoek in een sector die sterk in beweging is. “Er liggen grote uitdagingen in de glastuinbouw, maar daar hou ik wel van. Er moet wel iets te doen zijn.” Energie is daarbij veruit het meest dringende aandachtspunt. Er loopt dan ook volop onderzoek op dat terrein, zoals naar toepassing van energiezuinige leds, glas dat warmte-emissie tegengaat en andere technieken en teeltmethoden.

Investeren om kennis te implementeren

“Er ligt ook al heel veel kennis op de plank waarvoor het alleen nog een kwestie is van implementeren. Dat vergt wel investeringen. Lange tijd viel de economische balans bij telers uit in het voordeel van het toch maar niet investeren in die onderzochte technieken en methodes. Dat is nu anders geworden. Zeker maatregelen zoals het laten installeren van een extra scherm kunnen nu wel uit.”

Energie mag dan speerpunt zijn, ook andere onderzoeksterreinen blijven uiteraard alle aandacht houden. “We zullen blijven werken aan het emissievrij maken van de teelt, met onder andere precisietuinbouw om de hoeveelheid nutriënten zo veel mogelijk af te stemmen op de behoefte van de teelt. Op het gebied van plantgezondheid komt er steeds meer een ecosysteem-denken, met nieuwe inzichten in het gebruik van biostimulanten en micro-organismen.”

Hoe verhoudt probleemoplossend onderzoek op de korte termijn zich tot meer fundamenteel onderzoek?

“Wij zijn als WUR Glastuinbouw de schakel tussen fundamenteel onderzoek en de toepassing in de praktijk. Dat is een lastige plek in de kennisketen. Het is altijd een balansoefening om niet te ver door te schuiven naar een van die beide kanten. Er ligt een grijs gebied. Soms hebben wij het idee dat universiteiten wel erg opschuiven richting het praktijkonderzoek dat wij doen. En soms vinden zij dat wij wel erg fundamenteel bezig zijn.”

“Zo hebben wij ook dataspecialisten in dienst. We zijn al jaren bezig met het ontwikkelen van gewas- en kasmodellen, maar met Artificial Intelligence gaan we daarmee nog een stap verder. Maar we gaan bijvoorbeeld niet zelf nieuwe sensoren uitvinden. Dat gaat een stap te ver. Wel houden we nauw contact over wat er wordt ontwikkeld, onder andere met OnePlanet en TU Delft, waarbij zij onze kennis over de plant nodig hebben om bruikbare sensoren te kunnen ontwikkelen.” De WUR kan deze dan weer testen en de sensorresultaten integreren in plantmodellen die de teelt ondersteunen.

Is er voldoende geld beschikbaar voor onderzoek?

“Dat is altijd lastig. We haken via de Club van 100 aan bij de innovatieve toeleverende industrie.” Daarnaast moet evenwicht worden bewaard tussen direct toepasbaar onderzoek en strategisch langetermijnonderzoek. “Want ik vind het ook onze taak om vooruit te lopen op wat in de praktijk gangbaar is. Er gebeurt dan ook heel veel onderzoek dat drie tot vijf jaar vooruitloopt op het moment dat je er in de praktijk wat mee kunt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van oogstrobots en het kennis opdoen over hoe je daar mee moet werken. Soms is er al wel een leuk demonstratieproject, maar is het voor een teler nog niet te gebruiken. Maar het is wel belangrijk om er nu al aan te werken om het straks goed te kunnen implementeren. Gelukkig zijn er veel bedrijven die er het belang van inzien om ook op die langere termijn te investeren.”

Projecten die het bedrijfsleven voor 100% financiert, zijn echter meestal op de korte termijn gericht. “Die helpen wel om ons scherp te houden op wat er in de sector gebeurt.” Voor strategisch onderzoek op de lange termijn is vaak overheidssubsidie nodig. “Voor dit soort projecten vragen we financiering van de EU of de Nederlandse overheid. We werken daarin regelmatig samen met andere universiteiten.”

Aandacht overheid blijven vragen voor glastuinbouw

Overheidssteun voor onderzoek komt niet vanzelf. Van Wordragen merkt dat daar continu aandacht voor gevraagd moet worden. “Op ministeries worden ze geconfronteerd met problemen in de hele landbouw, waarbij stikstof nu topprioriteit heeft. Dat vergt van ons en van de rest van de sector continu werk om bewustwording te creëren voor specifieke tuinbouwknelpunten. Je moet zorgen dat de tuinbouw steeds genoemd blijft worden in overheidsdocumenten. De contacten zijn goed, maar je kunt het niet laten versloffen.”

Hetzelfde geldt voor de lobby op Europees niveau, waar de glastuinbouw vaak nog gezien wordt als kleine sector die alleen voor Nederland relevant is. “Terwijl wij die juist als een EU-brede oplossing zien. Ik ben ervan overtuigd dat de glastuinbouw een van de oplossingen is voor een duurzame voedselvoorziening. Om dat mogelijk te maken is er wel een oplossing voor het energieprobleem nodig. Maar als dat is gebeurd, dan zie ik alleen maar voordelen van glastuinbouw.”

Onze taak als WUR is om kennis te delen, maar je krijgt er ook kennis voor terug die we hier kunnen gebruiken

In hoeverre richt het onderzoek zich op het buitenland?

“Wij zijn betrokken bij internationale onderzoeksprojecten die ten goede komen aan glastuinbouw elders. Maar ik ben niet bang voor onze concurrentiepositie. De uitdagingen in de voedselvoorziening zijn zo groot, dat het nodig is om gezamenlijk energie te stoppen in het vinden van oplossingen. En wij zijn qua kennis dan wel leidend in het buitenland, maar de Nederlandse tuinbouwsector kan ook leren van wat er speelt in andere gebieden in de wereld. Zoals in regio’s die grote waterproblemen kennen en intensief bezig zijn om daar oplossingen voor te vinden. Dat kan ook voor ons relevant zijn of worden. Onze taak als WUR is om kennis te delen, maar je krijgt er ook kennis voor terug die we hier kunnen gebruiken.”

Volledig gecontroleerde teelten

In moeilijke klimaatgebieden, of heel verstedelijkte gebieden waar ze toch verse producten willen eten, kan ook vertical farming in gesloten klimaatkamers een optie zijn. WUR heeft daar ook onderzoeksfaciliteiten voor. “Bij ons is het vooral een onderzoeksfaciliteit waar we onder volledig geconditioneerde omstandigheden heel veel kunnen leren over hoe planten reageren. En we doen er naast meerlagenteelten ook hogedraadteelten. Daar is niets ‘verticaals’ aan. Ik heb het daarom liever over ‘volledig gecontroleerde teelten’. Binnen een afzienbare termijn, bijvoorbeeld binnen vijf jaar, zie ik dat in Nederland nog niet economisch rendabel worden. Al sluit ik het voor de verdere toekomst niet uit.”

Lukt het om studenten te interesseren voor tuinbouwonderzoek?

“Er is een behoorlijke groep onderzoekers die binnen vijf jaar met pensioen gaat, mensen met soms veertig jaar ervaring.” WUR heeft nieuwe jonge mensen aangenomen, zodat die alvast mee kunnen lopen. “Je wilt aanwezige informatie en kennis niet weggooien. Anderzijds wil je ook vernieuwing en innovatie in denkrichting, waarbij de jongere generatie hun eigen denkrichtingen inbrengt, en niet alleen wordt opgeleid om in dezelfde lijn door te blijven gaan.”

Er lijkt voldoende aanbod aan nieuw personeel. “Ik zie bij nieuwe studenten een grotere belangstelling voor toegepast onderzoek. Ze zijn meer gedreven om echte problemen uit de praktijk op te lossen. Daarbij willen ze in meerdere disciplines actief zijn. Dus niet meer in de oude indeling van alleen maar wiskunde of alleen scheikunde. Het glastuinbouwonderzoek biedt daar volop mogelijkheden voor.”

Wat heeft komende tijd nog meer de aandacht?

“Bij toegepast onderzoek is de binding met de doelgroep heel belangrijk. We willen er als onderzoeksinstelling daarom heel erg op inzetten om de band met telers nog sterker te maken. Via de Club van 100 hebben we daar voor de toeleveranciers al hard aan gewerkt. Maar we willen ook, samen met Glastuinbouw Nederland, kijken hoe we dit voor telers nog meer vorm kunnen gaan geven. Want vanuit de sector komen soms geluiden dat ze te veel afstand ervaren tot het onderzoek. Dat is niet goed. Telers kunnen mee-functioneren en hebben recht op een ‘driving seat’ in het onderzoek. Al moet het wel van twee kanten komen. Telers zullen dan ook bereid moeten zijn om in projectgroepjes te gaan zitten.”

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin