Doorgaan naar artikel

Circulaire meststoffen vragen om speciale machine

Het aanbod aan vloeibare meststoffen, als reststromen uit dierlijke mest en industrie, neemt alsmaar toe. Hoe wend je zulke circulaire meststoffen het beste aan?

De opkomst van bewerkingsinstallaties voor dierlijke mest leidt tot een steeds groter en diverser aanbod aan vloeibare meststoffen. Digestaat uit vergisting, dunne fractie uit mestscheiding en spuiwater of spuiloog uit biologische en chemische luchtwassers zijn voorbeelden van dergelijke meststoffen. Het zijn sterk geconcentreerde (stikstof)reststromen, en ze worden om die reden vaak als mineralenconcentraat of ‘renure’ aangeduid.

Hoewel ze gelden als circulair, zijn ze door de Europese Commissie nog niet erkend als kunstmestvervanger. Dus geldt voor mineralenconcentraat de gebruiksnorm voor dierlijke mest, tenzij sprake is van deelname aan de pilot mineralenconcentraten. Dit tot ongenoegen van het Europees Parlement. Dat wil (al geruime tijd) dat die erkenning er zo snel mogelijk komt, om minder afhankelijk te worden van dure kunstmestimport en -productie. Voor derogatiebedrijven zou het ook een welkome beslissing zijn.

Boeren vragen nog niet om circulaire meststoffen. De landbouwkundige waarde en de prijs zijn bepalend

Aanbod reststromen neemt toe

Het uitblijven van de erkenning, en vooral de onduidelijkheid over wanneer die wel komt, zet een rem op de vraag naar de mineralenconcentraten, reststromen van dierlijke oorsprong. Dalende kunstmestprijzen evenzeer. Toch nemen aanbod en diversiteit van reststromen toe (zie kader), blijkt uit een inventarisatie bij enkele aanbieders, handelaren, loonbedrijven en adviseurs.

“Tot dusver vragen akkerbouwers en veehouders nog niet om circulaire meststoffen. De landbouwkundige waarde en de prijs zijn bepalend”, zegt Jos Laan van Stelt (voorheen Van der Stelt), een handelsbedrijf in circulaire vloeibare meststoffen. “Maar er komt wel duidelijk meer aanbod van stikstofrijke reststromen uit de industrie en van vergistingsinstallaties. Die reststromen worden steeds vaker gestript tot individuele nutriënten, en vervolgens per nutriënt verkocht.”

Om de geringe doseringen uit te kunnen rijden met een veldspuit, monteert Stelt een pomp van een mesttank en een spaakwielbemester in plaats van spuitbomen. - Foto: Stelt
Om de geringe doseringen uit te kunnen rijden met een veldspuit, monteert Stelt een pomp van een mesttank en een spaakwielbemester in plaats van spuitbomen. - Foto: Stelt

Pleibezorger van precisiebemesting

Herre Bartlema, voorzitter van het Nederlands Centrum voor de Ontwikkeling van Kringloopprecisiebemesting (NCOK) en een fervent pleitbezorger van precisiebemesting, ziet die ontwikkeling ook: “Met name het circulaire, het kringloopkarakter ervan, is interessant. Bovendien geven vloeibare meststoffen een tot 30% betere stikstofefficiëntie dan korrelmeststoffen. Je hebt er dus ook 30% minder van nodig.”

Het feit dat reststromen als spuiwater minder geconcentreerd zijn dan als meststof geproduceerde vloeistoffen, zoals NTS en Urean, geeft wel uitdagingen qua dosering en logistiek, aldus Bartlema. “Ook bij het aanwenden. Voor de juiste dosering kun je terecht op www.bemestingsadvies.nl en www.handboekbodemenbemesting.nl. Voor het aanwenden zijn vaak speciale machines nodig vanwege de afwijkende doseringen, en omdat je vervluchtiging en gewasverbranding door de hoge concentraties stikstof moet voorkomen. In of op de bodem aanwenden is het best.”

Artikel gaat verder onder de video

Speciale bemesters nodig

De gehaltes van vloeibare meststoffen van industriële en niet-industriële oorsprong zijn meestal relatief laag en wisselend. Ter indicatie: spuiwater bevat 4 tot 7% stikstof en 12 tot 18% zwavel. Standaard machines zijn meestal niet geschikt voor de aanwending ervan. “Dat komt omdat de doseringen vaak te gering zijn voor mesttanks en zodenbemesters, en te hoog voor veldspuiten. Bij spuiwater moet je denken aan 200 tot 1.000 liter per hectare. Bij een machine met een werkbreedte van 12 meter moet zowel in het midden als op de uiteinden gelijktijdig dezelfde hoeveelheid meststof komen”, geeft Bert Ebbekink van Slootsmid Mesttechniek aan.

Precisiebemestingscoöperatie Rijnland in Zuid-Holland ontwikkelde deze bemester voor het aanwenden van vloeibare meststoffen, zoals mineralenconcentraten en spuiwater. - Foto: Roel Dijkstra
Precisiebemestingscoöperatie Rijnland in Zuid-Holland ontwikkelde deze bemester voor het aanwenden van vloeibare meststoffen, zoals mineralenconcentraten en spuiwater. - Foto: Roel Dijkstra

Spaakwielbemester achter spuit

Om de relatief geringe doseringen toch uit te kunnen rijden met een veldspuit, paste Stelt enkele zelfrijdende veldspuiten aan. Jos Laan: “Wij monteren een pomp van een mesttank en een spaakwielbemester voor de aanwending. Qua hoeveelheden moet je denken aan 250 tot 1.100 liter per hectare op grasland voor Growsol, een product op basis van industriële reststromen. En 500 tot 2.000 liter per hectare voor ammoniumsulfaat, eveneens een reststof uit de industrie. Daartoe monteren we op de bemester kouters in plaats van spaakwielen. Het verschil in dosering komt door een ander stikstofgehalte: 14,8 procent in Growsol en 8 procent in ons ammoniumsulfaat.” Met dezelfde voertuigen en met een sproeiboom rijdt het bedrijf tevens kaliconcentraten en het stroperige vinasse uit. “Tot 10 kuub per hectare.”

Het uitrijden van bovengenoemde meststoffen zorgt voor hogere onderhoudskosten aan de machines. Met name door het geconcentreerde en daardoor corrosieve karakter van de vloeistoffen. Daar kan ook Frank van Dun van het gelijknamige loonbedrijf over meepraten. Dat bedrijf zet enkele bemesters ontwikkeld door André Capelle in. “Het zijn bemestertanks met bomen van spuitmachines, waarmee we tot 40 meter breed aan stuifbestrijding doen en vloeibare biologische meststoffen als protomelasse en vinassekali uitrijden, en ook wel digestaat en spuiwater. Dat laatste gebeurt met slangen aan de boom tot maximaal 36 meter breed. Eigenlijk zijn de machines een combinatie van een mesttank en een veldspuit. De tank van een van de machines hebben we onlangs moeten vervangen omdat die op sommige plekken volledig was doorgeroest.”

Doseringen zijn vaak te gering voor mesttanks en zodenbemesters en te hoog voor veldspuiten

Veel zelfbouw

Capelle ontwikkelde de zogenoemde akkerbouwbemester vanaf 2004 om in onder meer aardappelen, uien en wortelen 1 tot 35 kuub vloeibare meststoffen uit te kunnen rijden. “Bestaande machines en sproeibomen vond ik veel te zwaar. “Daarom combineerde ik een bemestertank met spuitbomen en een eigen doseersysteem zonder draaiende delen, TurboSplitter genaamd. Als slangen gebruik ik lichte en soepele stofzuigerslangen. Acht slangen per anderhalve meter ofwel vier slangen per aardappelrug, en 96 slangen bij 36 meter werkbreedte. Er zijn eens onofficiële emissiemetingen gedaan. Daaruit bleek dat in een bijna gesloten aardappelgewas minder emissie optrad dan bij zodenbemesting op grasland.”

In Zuid-Holland ontwikkelde precisiebemestingscoöperatie Rijnland ook een eigen bemester voor het aanwenden van vloeibare meststoffen als mineralenconcentraten en spuiwater. Ook als bijgemengd product bij (waterverdunde) drijfmest.

Voor wie aan de slag wil met spuiwater ofwel ammoniumsulfaat als circulaire meststof, is de door het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCM) ontwikkelde rekentool wellicht interessant. De tool is ontwikkeld in het kader van het Nederlands-Vlaamse Interreg-project Nitroman, en geeft inzicht in de financiële haalbaarheid van het gebruik van ammoniumsulfaat.

Share this

Afbeelding
Rene Koerhuis

freelance redacteur

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin