Doorgaan naar artikel

Aardbeisector verandert razendsnel, ondernemers moeten mee

‘De wereld verandert snel, en de aardbeiensector is daarop geen uitzondering. Wie als ondernemer overeind wil blijven, moet daarin mee’. Dat was de rode draad in het openingsbetoog van de voorzitter van de Landelijke Gewasgroep Aardbeien Mark van Aert tijdens de opening van de Aardbeidag op 6 januari, én was een regelmatig terugkerend aspect in de presentaties en lezingen die op deze dag volgden na de inleiding van Van Aert.

Dat gebeurde voor een gehoor van zo’n zeshonderd bezoekers in de Brabanthallen in Den Bosch. Een dag later werd er de International Soft Fruit-Conference (ISFC) gehouden –naast aardbei ook met aandacht voor zachtfruit als framboos, braam, bessen en dergelijke- met een vergelijkbaar aantal bezoekers uit een groot aantal landen.

Aardbeisector verandert razendsnel, ondernemers moeten mee


Aardbeisector verandert razendsnel, ondernemers moeten mee


Aardbeisector verandert razendsnel, ondernemers moeten mee


Groeistuipen

Aardbeien die niet mee kunnen qua kwaliteit en qua smaak, zijn steeds moeilijker aan de man/vrouw te brengen. “Afnemers eisen een product dat continu van goede kwaliteit is, en dat milieutechnisch verantwoord is. Daar komt bij dat klimaatomstandigheden veranderen, en dat de beschikbaarheid van arbeid niet vanzelfsprekend meer is. Al die factoren maken dat de teelt steeds meer onder bedekking gaat “, aldus Van Aert. Hij toonde CBS-cijfers die aangeven dat de Nederlandse aardbeiproductie vanaf de eeuwwisseling met 20 miljoen kilo toenam tot 54 miljoen kilo in 2014. Het aandeel glas- en tunnelaardbeien lag in 2014 op 29 miljoen kilo. De vollegrondproductie lag op 25 miljoen kilo. Dat die verhouding aan het veranderen is, blijkt uit de areaalontwikkeling. Tussen 2004 en 2004 nam de oppervlakte vollegrondaardbeien toe met 100 hectare van 1350 naar 1450 hectare. De oppervlakte glasaardbeien groeide in dezelfde periode van 201 naar 350 hectare. “Daaraan is een groot deel productiegroei toe te schrijven,” aldus Van Aert.

Vakgroepvoorzitter Mark van Aert

Vakgroepvoorzitter Mark van Aert

Onderzoek nieuwe stijl

Een verandering die dit jaar werkelijk gestalte moet krijgen is de heractivering van op de noden en wensen van de praktijk gericht onderzoek. “Dat is noodzakelijk om vaart in de ontwikkeling van de sector te houden en om de goede positie die Nederland heeft in de vermeerdering van planten en productie van aardbeien verder te verstevigen”. Telers moeten die handschoen wel zelf oppakken, in ieder geval qua financiering. Daartoe worden telers benaderd om lid van de Stichting Aardbei-Onderzoek (SAO) te worden, á raison van 250 euro per ondernemer. “Daarmee geeft u het signaal af dat u onderzoek belangrijk vindt voor de continuïteit van uw bedrijf en van de sector. Handelsbedrijven vinden het signaal dat u massaal donateur wordt belangrijk om specifieke onderzoeksvragen mee te blijven financieren. HortiNova en DLV Plant zullen in de komende tijd het voortouw nemen om hierover met u in gesprek te gaan.” In de plannen wordt verder gedacht aan de wisselende (financiële) samenwerkingsverbanden om specifiek onderzoek te financieren.

Zijn oproep werd nog eens overgedaan door teler Michiel Penninx: “Het is aan de telers zelf om te participeren: aan de voorkant in promotie en in reclame, en aan de achterkant in onderzoek.  Maar ik vind dat we deze kans op het onderzoek weer in de benen te helpen niet mogeln laten schieten. Die luxe hebben we niet.”

Teler Michiel Menninx

Teler Michiel Menninx

Nieuwe rassen te over

Onder het grote aantal standhouders in Den Bosch, lijkt het aantal bedrijven dat werkt aan nieuwe aardbeirassen redelijk constant. Wel onmiskenbaar toenemend is het aantal rassen waaruit de sector kan kiezen: deze massaliteit maakt duidelijk dat er driftig gezaagd wordt aan de poten van de bekende rassen als Elsanta (en Sonata).

Hoe de belangstelling voor ‘nieuwe’ rassen is tegenomen, werd onder andere duidelijk in de presentatie van Proefcentrum Hoogstraten. Onderzoeker Katrijn Stoffels ging in op de rassenproef met doordragers in 2015 (frigo A+) in een beschemde stellingteelt met 6 planten/lm (4,8 planten/m2)  met onder andere de rassen Capri, Murano  en Majestic (CIV), Florina en Florentina, Favori, en Furore (FlevoBerry), Verity (Vinson), en Harmony (Vissers) Wat opvallende zaken in vogelvlucht:

  • Capri: goede glans, met rijpe vruchten licht zoet, productief (1,74 kilo/plant), matige sortering, zeer goed houdbaar;
  • Murano: ras in het algemeen goed beoordeeld, goede bloemkwaliteit, vlotte strekking, smaak goed tot lekker, productief met 1,62 kilo per plant met 70 procent grote vruchten;
  • Florina: hele jaar door productie, mooi in balans, uitgesproken glanzend, zachte vruchten, maar geen problemen in bewaring, neutrale smaak (Stoffels: ‘is geen smaak”), meer dan 3,2 kilo per plant met 70 procent grote vruchten;
  • Verity: laat ras, eerste oogstpiek laat of afwezig, lekker door frisse toets, vruchtkleur aan de lichte kant, goed houdbaar 1,4 kilo/plant in 2015: matig;
  • Furore: goede strekking, wellicht bladsnoei vereist, productie viel na eerste oogstpiek in 2015 nagenoeg stil, vruchtregelmaat matig, maart daalt in loop van de productie, matig houdbaar, in 2015 1,49 kilo/plant (2014: 2,12 kilo);
  • Florentina: bloem goede kwaliteit, tipburn komt voor, licht zoet, scoort op alle punten goed, behalve bovenliggende zaadjes van donkere zaadjes op de vrucht, matig tot goed bewaarbaar, 1,60 kilo/plant;
  • Harmony: (met frigo A in plaats van A+, toch goede resultaten): goede bloemkwaliteit, goede strekking, goede smaak, mag intenser, bewaring matig/goed, 1,55 kilo/plant (=productief met A planten), sortering goed.

Nieuwe gewasbescherming heet weerbaarheid

Eveneens in verandering is de kijk op gewasbescherming: door Wageningen UR wordt onder andere gekeken naar mogelijkheden om planten weerbaarder te maken, met name tegen schimmelziekten. “Daarmee willen we inspelen op de toenemende beperkingen die afnemers stellen aan middelengebruik, of zelfs een residuloos product eisen” aldus onderzoeker Jantineke Hofland-Zijlstra. Getoetst (maar nog niet in aardbei) worden onder andere producten (door Hofland aangeduid als chemische elicitors) die de stevigheid in de plant vergroten om zo de kwetsbaarheid voor schimmels te reduceren. Stoffen waarnaar  gekeken wordt zijn bijvoorbeeld  FADO (Nufarm, COS-OGA), Vaccinplant (Belchim, laminarin), Inssimo (Syngnata), composten, silicium meststoffen en stoffen als Chitosan. Daarnaast wordt gekeken naar biologische methoden als Flying Doctors (bestuivers passeren een bak antagonisten en brengen die biologische bestrijders naar de bloemen), Serenade (Bacillus subtilis, Bayer) en AQ 10 (met name tegen schimmels als meeldauw). Verder zijn er mogelijkheden als meststoffen en de inzet van (rood) LED-licht en wordt gekeken naar het ziektendrukkend effect als de genoemde maatregelen met elkaar gecombineerd worden (‘het stapelen van beheersmaatregelen’).

Chemie in het verdomhoekje

Gewasbeschermingsspecialist Harrie Pijnenburg van DLV Plant bracht het publiek in de zaal weer terug naar de dagelijkse praktijk door er weer eens op te wijzen dat de agrarische sector onder een vergrootglas ligt. Hét publieksvoorbeeld van de voorbije jaren zijn de neonicotinioïden, met het in veel teelten bekende imidacloprid als schoolvoorbeeld. Deze stof (niet toegelaten in aardbeien) is er een van de vele middelen waarvan de concentratie in het oppervlaktewater op veel plekken wordt gevolgd. De informatie die dit oplevert is voor iedereen inzichtelijk, onder andere op de bestrijdingsmiddelenatlas (www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl). “Bij veel overschrijdingen van een actieve stof komt er extra regelgeving voor de betreffende middelen, wordt de toelating aangepast, of kan een toelating zelfs vervallen”, drukte Pijnenburg zijn gehoor op het hart. “Er is een hele reeks middelen die om die reden op de nominatie staan te worden geschrapt”. Calypso (thiacloprid) -en in aardbei wel toegelaten neonicotinoïde- krijgt op korte termijn in de buitentoepassing te maken met de verplichte inzet van uitsluitend 90 procent driftreducerende spuitdoppen.

Aardbeisector verandert razendsnel, ondernemers moeten mee


Een tweede verandering is dat per land gewerkt wordt aan een Europese lijst substitutiestoffen. Het betekent dat elk land voor zichzelf de middeltoelatingen per teelt op een rijtje moet zetten, onderverdeeld in zogenaamde resistentiegroepen. (= groepen die resistentie in de hand werken, in Nederland worden maximaal 5 resitentiegroepen aangehouden). Dat gaat vanaf 1 juni 2016 gebeuren. De middelen in de meest risicovolle groepen worden geschrapt.

Net als WUR-onderzoeker Holfland-Zijlstra wees Pijnenburg op het oprukkend belang van groene gewasbeschermingsmiddelen. Die lijst bevat minder en meer bekende middelen als Tracer (spinosad) Chipel en Xenthari (Bacillus thuringiensis, tegen jonge rupsen) en Spruzit. (Dit laatste middel is voor aardbei overigens vervallen, met een opgebruiktermijn tot eind februari 2017).  In vergelijking met klassieke chemische middelen, is de werking van deze ‘biologicals’ vaak zeer specifiek, en is een opbouw op de plant vereist voor voldoende werking: dat betekent dat betekent de noodzaak van vaker spuiten. De werking varieert, gaat soms 100 procent, maar kan ook tientallen procenten minder zijn. Dat maakt dat gewasbescherming nog meer gaat in de richting gaat van strategische specialistenwerk, dan nu nog vaak het geval is.

Kritiek op toelatingsbeleid

Pijnenburg had ook kritiek op het huidige toelatingsbeleid. “Dat sluit steeds minder aan op de diversiteit aan teelsystemen: een belangrijk pijnpunt –in aardbeien, maar in bijna alle teelten- is de beperking van het aantal toepassingen per teelt of per 12 maanden. Dat kan nog hanteerbaar zijn in relatief kleine teelten, maar is dat niet in bijvoorbeeld A+ teelten met een teelduur van 9 maanden, of met doordragers die zeven maanden gezond en in topconditie moeten blijven”.

Arbeidswetgeving mangelt sector

“De loonkostenverschillen tussen België en Nederland zijn de afgelopen vijf jaar niet veranderd”, stelde John Jorissen van ABAB Salaris- en personeelsdiensten in Breda vast. In 2011 sprak hij ook op de Aardbeidag, en toonde toen een overzicht van de loonkosten voor tijdelijke arbeid in Nederland en België.

In deze periode kregen ondernemers in Nederland wél te maken met tientallen aanpassingen (“zo’n 40 sinds 2009”) in regelgeving rond de inzet van arbeid. “De meest in het oog lopende regelingen als de wet Werk en Zekerheid, de transitievergoeding en de Wet aanpak Schijnconstructies (sinds 1 januari 2016) hebben de meeste impact, en veroorzaken  in de uitvoering vaak stevige problemen, fouten en vergissingen.”  Een belangrijke oorzaak, aldus Jorissen, is dat een groot deel van de regelgeving, -met de beste bedoelingen voor werknemers in elkaar gezet- simpelweg niet aansluit op de agrarische praktijk. Het schoolvoorbeeld is de ketenbepaling voor tijdelijke arbeid: drie arbeidscontracten binnen twee jaar moeten zes maanden onderbroken zijn voordat een nieuwe keten kan beginnen.

‘Tekenen bij het kruisje’

Over dit laatste aspect had landelijk voorzitter Mark van Aert bij de opening van de Aardbeiendag al het een en ander gezegd in het kader van de onderhandelingen over een nieuwe CAO. Hij is daar ook bij betrokken.

“We zijn zo ver dat we met de vakbonden een overeenstemming hebben om de ketenonderbreking terug te brengen naar drie maanden. Dat betekent dat wel dat we de vakbonden wisselgeld geven in de huidige onderhandelingen, waarmee ze hun eisen kunnen doordrukken. Ofwel: de bonden hebben met een instemming in de aanpassing van de ketenbepaling een ijzersterke onderhandelingstroef in handen, om ons (weer) bij het kruisje van een cao-akkoord te laten tekenen. Het is dan ook de vraag of we dat moeten laten gebeuren… Dat vraagt om een weloverwogen beslissing in het belang van de hele sector. We horen daar graag jullie mening over.”

Share this

Joost Stallen
Joost Stallen

redacteur vollegrondsgroenteteelt

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin