Doorgaan naar artikel

Zoeken naar zekerheid tegen klimaatschokken

Hoe ziet Nederland er over 100 jaar uit? Wageningse voorspellingen leveren een ander beeld op dan wat klimaatpessimisten en -alarmisten weleens schetsen. Nee, ‘Amersfoort aan Zee’, zo nattig hoeft het niet uit te pakken. Het Westland hoeft niet te worden geëvacueerd.

In hun vergezicht op 2120 schetsten de Wageningse visionairen eind vorig jaar vooral de toekomst van de (kleiner wordende) veehouderij en de wat extensievere plantaardige teelten. Hoe klimaatverandering ingrijpt op de toekomst van de tuinbouw en dan nog meer bijzonder de meest intensieve tak daarvan, de tuinbouw onder glas, daarover schreef Marc Ruijs van Wageningen Economic Research samen met collega Gerben Splinter het essay De kracht van Glas over de bedekte teelt in Nederland in 2050.

Foto: Guy Ackermans

Foto: Guy Ackermans

Profiel

Marc Ruijs (1955) is sinds 2001 senior onderzoeker bij Wageningen Economic Research (WER) binnen de Expertisegroep Prestaties en Impact van Agrosectoren. Zijn onderzoeksthema’s zijn de ontwikkelingen op glastuinbouwbedrijven en de ruimtelijk-economische ontwikkelingen van de glastuinbouw. Zijn expertise ligt op het gebied van tuinbouweconomie, innovatie en transitie. Eerder werkte hij 15 jaar op het Proefstation voor de Glastuinbouw in Naaldwijk, tegenwoordig Wageningen Plant Research/BU Glastuinbouw. Als agrarisch bedrijfseconoom gaf hem dat ook een stevige teelttechnische basiskennis.

Samen leveren die kijkjes in de toekomst een mooi afgerond beeld op van de toekomst van agrarisch Nederland?

“Nou, daar zijn de twee rapporten te verschillend voor. De kijk op 2021 gaat meer over het grote geheel en de relatie van de agrarische sector met de maatschappij, niet zozeer naar de individuele bedrijven. Het ademt wel wat wensdenken, vanuit het idee van een maakbare samenleving. Waar dus altijd van alles tussendoor kan komen, zoals nu de coronacrisis. Het veranderende gedrag van consumenten en overheden is daar heel goed door gedemonstreerd: meer lokaal, minder export en wereldmarkt. Dat zag je al voor corona trouwens, dat landen steeds meer bezig zijn de productie van voedsel en vooral vers voedsel zelf in huis te halen en minder afhankelijk te zijn van import, zoals eerder bij energie ook gebeurde.”

“De aandacht voor de tuinbouw en vooral de glastuinbouw is door dat corona-effect duidelijk gestegen. Voedselvoorziening als basisbehoefte is een heel belangrijk politiek gegeven. Dat zie je in Venezuela, waar tot voor kort voedsel werd gesubsidieerd. Na het intrekken van deze subsidie ontstond politieke onrust in het land. Maar je zag het zelfs in Nederland aan het begin van de coronacrisis. Onrust en onzekerheid en hamstergedrag.”

Maar als er minder export gaat zijn, doordat elders de zelfvoorzieningsgraad toeneemt, dan zou dat krimp kunnen geven in de sterk op export gerichte tuinbouwproductie in Nederland. Dan zou het toekomstplaatje voor 2021 zonder extra grote concentraties van glastuinbouw wel weer kunnen kloppen.

“Richting 2050 hebben we die kans op krimp van het glastuinbouwareaal inderdaad wel aangegeven, als Nederlandse teeltbedrijven vaker hun productie verplaatsen naar de landen waar ze nu naartoe exporteren. Anderzijds heb je wel meer teelten die nu nog in de open lucht zijn, zoals de fruitteelt, die steeds vaker overdekt of overkapt worden of in kassen, zowel glas als plastic. Dat zijn dan nu nog zogeheten passieve systemen. Dat wil zeggen dat ze nog afhankelijk zijn van het buitenklimaat, maar wel met meer bescherming tegen neerslag en hagel. Dus meer garantie van zowel de omvang als de kwaliteit van de productie. En dat is een heel belangrijk gegeven, met het oog op de toenemende risico’s door klimaatverandering.”

Die risico’s hebben te maken met toenemende kans op extreem weer, maar ook op de verandering op langere termijn.

“Wat we zien is dat door de klimaatverandering wij straks het klimaat krijgen dat nu rond Bordeaux heerst. Dat kan kansen geven voor nieuwe teelten die hier nu nog niet zomaar geteeld kunnen worden. We zijn nu in Bleiswijk al een tijdje aan het kijken naar de teelt van vanille. En daarmee kom ik op een ander punt: zekerheid van levering. Door klimaatverandering en de gevolgen daarvan is de zekerheid van levering van de vanille vanuit Madagaskar nu al minder stabiel. Daardoor krijg je schommelingen in de aanvoer en de prijzen. Daar zit de handel en de retail niet op te wachten. Het was dus ook de handel die met het idee kwam de teeltmogelijkheden van vanille in kassen in Nederland te laten onderzoeken.”

Door de klimaatverandering wij straks het klimaat krijgen dat nu rond Bordeaux heerst

De marktvraag zal altijd leidend blijven. Kun je die lijn ook doortrekken naar de groei van plantaardig voedsel? Of is dat ook wensdenken?

“Ik denk wel dat van dierlijk naar plantaardig eiwit gaat toenemen. Dierlijke productie heeft nu eenmaal nadelige klimaateffecten. Daar vallen de broeikasemissies van plantenteelten, ook in kassen, bij in het niet. Plantaardige productie gaat ook veel efficiënter om met inputs zoals water en land. En ook dierziekteverspreiding en de kans op overslaan naar mensen, zoals nu met corona, dat zal allemaal de wens van dierlijke naar plantaardige eiwitten blijven aanwakkeren. Dat begint bij de rijkere en meer ontwikkelde landen, waar het bewustzijn over wat voedsel betekent voor de eigen gezondheid en de gezondheid van het milieu groter is. In wat minder ontwikkelde landen is men voorlopig meer bezig met überhaupt toegang krijgen tot betaalbaar voedsel.”

De jonge boeren en tuinders van nu en de toekomst laten zich in het essay De Kracht van Glas nogal veranderingsgezind uit. Die kijken niet meer alleen maar naar groei.

“Dat is wel wat ik ze hoor zeggen. Eind vorig jaar was ik ook betrokken bij het Werkboek Oostland. Hoe ziet de toekomst van de glastuinbouw er daar uit? Ik sprak via Tuinbouwjongeren Oostland vijftien jonge bedrijfsopvolgers. En die kwamen ook met die insteek. Altijd maar groter groeien en zeven dagen in de week 24 uur per dag aan dat bedrijf vastzitten. Dat is in hun ogen een doodlopende weg, een tredmolen van schaalvergroting en kostenminimalisering, in dienst van de grote retailklanten. Terwijl als je een andere weg inslaat, kun je misschien meer grip krijgen op je eigen toekomst en een zo specifiek product leveren dat je meer prijszetter kunt worden in plaats van altijd maar prijsnemer.”

Tekst gaat verder onder de foto

De Westlandse kassen veilig (of niet?) achter de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg. - Foto: ANP

De Westlandse kassen veilig (of niet?) achter de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg. – Foto: ANP

Kan die anders gerichte ondernemersgeest de hele organisatie van de tuinbouwsector veranderen?

“Dat denk ik wel. Wat je bijvoorbeeld ziet, is dat deze jongeren meer gericht zijn op contacten buiten de sector en de keten. Ze zijn natuurlijk ook niet voor niks lid van een tuinbouwjongerenorganisatie. Ze willen graag hun stem laten horen, als tegengeluid tegen de altijd wat grotere groep leden van bijvoorbeeld Glastuinbouw Nederland of VNO-NCW die vast zitten in de bestaande structuur en nieuwe ontwikkelingen in markt en maatschappij eerder afremmen.”

Is dan de kennisdeling tussen tuinders onderling, die in de Nederlandse tuinbouw nog steeds wel eerder standaard dan uitzondering is, misschien een nadeel? Het levert kluitjesvoetbal op?

“Je zult niet zo snel een tuinder treffen die zegt: waarom doen we niet tuinbouw op arme gronden in combinatie met industrie? Ik kwam hem wel tegen en het is een terechte vraag. Is het strikt noodzakelijk dat we blijven telen op de locaties die vijftig of honderd jaar geleden ideaal waren? Teeltklimaat blijft wel belangrijk. Maar logistiek en arbeid ook. Denken vanaf nul in plaats van voortbordurend op traditie, dat is in de tuinbouw onderontwikkeld. Daardoor maakt de tuinbouw altijd maar relatief kleine stappen langs de bestaande lijnen. In zekere zin is de manier waarop er nu naar robotisering en digitalisering wordt gekeken daar ook weer een voorbeeld van. Tuinders participeren in die ontwikkelingen en betalen er ook aan mee. Terwijl ik als automobilist of smartphonegebruiker toch ook niet meebetaal aan de ontwikkeling van nieuwe modellen.”

Denken vanaf nul in plaats van voortbordurend op traditie, dat is in de tuinbouw onderontwikkeld

Laat techneuten van buiten de sector hun ding maar doen in plaats van ontwikkelingen in de door jou gewenste richting te willen sturen?

“Ja. En dat geldt ook voor ons als Wageningse onderzoekers. Als je naar 2050 of zelfs naar 2120 vooruit wilt kijken, dan moet je eigenlijk sowieso met andere disciplines om tafel gaan. Architecten bijvoorbeeld kijken met een andere bril op naar de tuinbouw en stellen verrassende vragen. Dat merkte ik in gesprek met het architectenbureau dat de kas bovenop de fustloods van Veiling Roeselare bouwt. Waarom doen wij in de tuinbouw wat we doen en hoe we dat doen?”

Die dialoog met andere sectoren is soms onvermijdelijk. Bijvoorbeeld nu er een paar jaren op rij met droogte moet worden omgegaan.

“Tot nu toe was water voldoende aanwezig en goedkoop dat het geen trigger was voor tuinders in het Westen van het land. Het wás er gewoon altijd. Maar als het water er niet is in de gewenste omvang en kwaliteit, blijkt de waarde ervan ineens veel groter, uitgedrukt in schade aan de productie. Dus zijn we nu in de weer met projecten rond water bufferen. Niet alleen voor de land- en tuinbouw, maar ook voor andere watergebruikers. In de open teelten is dat belang evident. Glastuinders kunnen het water natuurlijk makkelijker opvangen en bewaren. In Spanje is de tuinbouw al tegen die grenzen aangelopen. En die krijgen op termijn het klimaat van Noord-Afrika. En los van klimaatextremen, zoals de opeenvolging van drie jaren met droogteproblemen, zal die geleidelijke opwarming doorgaan.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin