Doorgaan naar artikel

Speelveld aardbei tussen ‘alles buiten’ en ‘alles beschermd’

Is met vollegrondsaardbeien op termijn een boterham te verdienen, of ligt de toekomst bij de meer kwaliteitszekere bedekte teelten? Het begint ermee dat je als teeltondernemer begrijpt welk stuk van de markt je kunt bedienen.

Voor het tweede jaar op rij slechte prijzen voor de vollegrondsaardbeien in de zomer, achterblijvende omzet bij de eerste oogst van een doorteelt en de uitbreiding van de oppervlakte aan glasaardbeien. Voldoende grond voor twijfel en voor de vraag welke kant het met de teelt van aardbeien op zal gaan.

Heeft de buitenteelt in de vollegrond zijn langste tijd gehad, zoals telers soms in hun twijfel opperen? En ligt de toekomst bij teelten die op de een of andere manier beschermd zijn tegen weersinvloeden?

Meer glasaardbeien

Het areaal glasaardbeien breidt uit, dankzij het ruime aanbod goede kassen. Kort door de bocht geredeneerd biedt het leed van paprika- en tomatentelers nu een ideale mogelijkheid om de kostprijs voor de productie van glasaardbeien te drukken. Meer doorteelten betekent in eerste instantie waarschijnlijk gewoon nog meer van hetzelfde: een voorjaarspiek en een najaarspiek in de aanvoer van aardbeien hoofdzakelijk bestemd voor export. Dit najaar ligt er al druk op de prijsvorming van glasaardbeien. Een incident? Of het begin van een structurele prijsdruk in het najaar?

Met het vooruitzicht van alleen nog goede voorjaars­prijzen ligt het voor de hand dat glastelers op zoek gaan naar mogelijkheden de ‘productietijd’ uit te breiden. In het najaar is vervroeging een optie, richting half september. In het voorjaar is nog ruimte door te vervroegen, en in minder mate door wat langer door te gaan, richting de tunnelteelten met specifieke planttypen en met andere teelten in plaats van de doorteelt. Denk aan een laat geplante doordrager met de piek in augustus/september, voorafgegaan door een vroege verse teelt.

Zachtfruitspecialist Klaas de Jager van The Greenery: “Ik voorzie dat die uitbreiding van de productieperiode voor de glasteelt binnen vijf jaar gemeengoed wordt.”

Daarmee komt de Nederlandse glasaardbei meer en meer in het vaarwater van de Nederlandse vollegrondsaardbei. En die zit ’s zomers zichzelf soms al in de weg, zoals de laatste twee zomers was te zien. Knelpunt daarbij is dat de export van Nederlandse aardbeien in de zomer weinig voorstelt: het overgrote deel van de productie blijft in eigen land en gaat dan weg via retail: met een hoge omzetsnelheid en in grote hoeveelheden. Die aanvoer moet gewaarborgd zijn, zonder haperingen. Dat is zekerheid die in de zomer telt en waarop telers en hun afzetorganisaties sturen, in plaats van de kwaliteitszekerheid die nodig is voor exportdoeleinden.

De planning van de productie gaat steeds beter, met hulpmiddelen als het Strawberry Monitoring System (SQMS). Daarmee is het mogelijk de oogstvolgorde en de lengte van de oogst van (gekoelde) plantingen te plannen. Partijen moeten daarnaast voldoende groot en uniform zijn. Grotere telers zijn wat dat betreft in het voordeel, omdat het de mogelijkheid geeft voor een zo kort mogelijke lijn tussen het productieveld en het winkelschap, zonder tijdverlies.

Buiten tegenover binnen

Aardbei is vooral in Nederland en Duitsland zowat het enige zachtfruit waarvan de teelt een deel van het jaar onder de blote hemel gebeurt. Met de nodige consequenties, want geen planning kan op tegen kwaliteitondermijnende perioden met regen of met warm weer die maakt dat de vruchten veel te snel afrijpen, en de benodigde oogstarbeid sterk oploopt.

Het zit er niet in dat in de zomer telen in de open lucht snel verdrongen wordt door telen in tunnels of stellingen met bedekking, of door glasteelten. Vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening is dat in Nederland ronduit lastig, en dan nog zijn folie en glas geen oplossing. “Idealiseer geen teeltsystemen”, zegt De Jager.

Hij wijst op de in Groot-Brittannië wijd verbreide teelt in de zomer in tunnels, voor het overgrote deel met doordragende rassen. “In hete zomers blijft de smaak daarvan in juni dusdanig achter, dat men er moeite heeft deze productie goed af te zetten. In vergelijking daarmee smaken onze vollegrondsaardbeien uit de openlucht nog erg goed.”

Telen onder glas is in de zomer ook niet ideaal onder deze omstandigheden, vanwege de teelttechnische problemen bij oplopende temperaturen, en omdat glasaardbeien in die periode niet kunnen concurreren met vollegrond. Want daar wordt de prijs gemaakt. Bovendien heeft de consument nog het ideaalbeeld tussen de oren van aardbeien uit de openlucht, die volgens hen in de zomer juist zo lekker zijn. Het Productschap Tuinbouw vroeg in 2012 aan consumenten in Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië of ze aardbeien beschouwen als een seizoenproduct. De reacties in het ene of andere land liepen wat uiteen, maar de algemene lijn is helder: een kleine 90 procent gaf aan aardbeien een zomerproduct te vinden. Volgens zo’n 20 procent passen aardbeien ook bij de lente. Herfst en winter wekken in alle drie de landen amper enig aardbeigevoel op.

Telers van vollegrondsaardbeien, die klaar willen zijn voor de mogelijkheid van extra concurrentie in de zomermaanden, moeten werken aan uniforme volumes, met oplossingen voor kwaliteitsdruk onder slechte weersomstandigheden en aan eisen met betrekking tot residu. Ook kunnen hun afzetorganisaties werken aan nog optimalere logistiek tot in het winkelschap. Exportmarkten zullen het domein zijn van de bedekte teelten, tenzij kwaliteitszekerheid in de vollegrond op een hoger peil komt.

Speelveld Europa

Hoe zou een speelveld er in de toekomst mogelijk uitzien, op basis van de sterke en zwakke punten van de verschillende teeltvormen? Het meest extreme scenario: geen vollegrond meer, en uitsluitend nog glasaardbeien. Wie zal zeggen waar de grens komt te liggen? De volle­grond bedient in de eerste plaats met goed smakende aardbeien de snelle dicht-bij-huis-markt, bij grotere volumes als dat moet voor scherpe prijzen. Wie bij een vergelijkbare kwaliteit tegen de scherpste prijs kan leveren, is koopman.

Glastelers produceren voor export en overige kanalen waar kwaliteitszekerheid voorop staat. De gemiddelde Nederlander eet anderhalve kilo aardbei per jaar, het Europese gemiddelde ligt op meer dan 2 kilo. Nog voldoende ruimte voor de productie in de zomer, zou je zeggen. Inderdaad, maar wie had enkele jaren geleden gedacht dat inmiddels in de zomer in de Nederlandse winkelschappen Portugese frambozen zouden liggen?

Ondanks de zeer toe te juichen promotie voor de ­Nederlandse aardbei: zou het de consument werkelijk wat uitmaken of de vruchten van Nederlandse makelij zijn of elders uit Europa komen als die kwalitatief net zo goed zijn? Alweer geldt: als dat aanbod werkelijk competitief is, dan kan het voor de aardbeienteelt in Nederland knap lastig worden.

 

Aardbei wereldwijd booming business

Wereldwijd is de productie van aardbeien de ­laatste 25 jaar bijna verdubbeld en de laatste 5 jaar met 20 procent gestegen. Die volumestijging is bovendien vaak hand in hand gegaan met een nog grotere stijging van de handelswaarde.

De productie is vooral geconcentreerd op het noordelijk halfrond, met de Verenigde Staten en de Europese Unie als de grootste producenten. In 2011 hielden de VS en de EU elkaar in balans met een productie van 1,3 miljoen ton, ieder goed voor een mondiaal  productie-aandeel van zo’n 30 procent. Deze beide blokken worden gevolgd door Turkije met 300.000 ton, Egypte (240.000 ton), Mexico (228.000 ton) en Marokko (140.000 ton). Koploper binnen de EU is Spanje, met 260.000 ton, ofwel een productie-aandeel van zo’n 6 procent. Verder timmeren Polen, Duitsland en Italië aardig aan de weg met elk een aandeel in de wereldwijde productie van zo’n 3 procent (150.000 tot 160.000 ton). Nederland en België zijn kleine spelers met respectievelijk 47.000 en 37.500 ton.

De stijgende populariteit van aardbeien is terug te zien in de groeicijfers vanaf 2005 in de belangrijkste aardbeilanden. Die groei is vooral te zien ­buiten Europa. In Turkije nam de productie toe met ruim 50 procent, in de VS met 25 procent en in Egypte zelfs met 140 procent (tot de revolutie). Spanje vormt een negatieve uitschieter, met een productiekrimp vanaf 2005 van bijna 20 procent.

Bekijk meer

Share this

Joost Stallen
Joost Stallen

redacteur vollegrondsgroenteteelt

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin