Doorgaan naar artikel

‘Belang valt echt veel beter te behartigen’

Marc Calon wil als voorzitter van LTO Nederland de belangenbehartiging grondig wijzigen. Minder grijze pakken en meer boeren is het devies.

Marc Calon keert na ruim twintig jaar terug in de agrarische belangenbehartiging en belooft flink aan de boom te schudden. Hij zou niet anders kunnen, want waar zijn voorganger Albert Jan Maat zich altijd als diplomaat opstelde, schuwt Calon de confrontatie niet.

U heeft nog een boerderij met 58 hectare in Zuurdijk, maar u woont in Groningen en verdiende uw geld vooral buiten de sector. Waarom houdt u de boerderij aan?

“Omdat ik er veel plezier aan beleef! Vrienden zeiden wel eens: verkoop die boel en koop aandelen, dat levert veel meer op. Maar weet je, ik ben per ongeluk boer geworden en nu laat het me niet meer los. Toen ik als kind boer wilde worden, zei mijn vader: nee, je moet leren. Dat heb ik gedaan en toen ik op het punt was dat ik geen boer meer wilde worden, ging mijn vader op 51-jarige leeftijd dood. Toen zijn mijn moeder en ik in maatschap gegaan en hebben we de Belgische eigenaar uitgekocht. Later heb ik alles overgenomen. Als ik werk aanneem, moet het altijd te combineren zijn met het bedrijf.”

Heeft u opvolging?

“Nee. Ik heb een zoon en een tweeling, meisjes, en die studeren nu allemaal. Geen van allen heeft interesse. Het blijft bij twee generaties.”

U bent zojuist begonnen aan een eerste termijn als voorzitter van LTO Nederland. Waarom koos u voor deze functie?

“Om eerlijk te zijn had ik nooit aan deze functie gedacht. Toen ik door een headhunter werd benaderd, was mijn eerste gedachte: je moet niet teruggaan naar waar je geweest bent. Maar dan zie je dat het toch wel een hele lastige klus is; dat een organisatie die zo belangrijk is voor de Nederlandse agrarische sector echt toe is aan verandering en versnelling. Omdat ik me betrokken voel en omdat ik geloof dat de belangen van boeren echt veel beter kunnen worden behartigd dan nu het geval is. Voordat ik ervoor ben gegaan, heb ik wel uitvoerig gesproken met diverse mensen van de lidorganisaties, omdat ik niet als een soort kleuterleider de lidorganisaties uit elkaar wilde houden. De neuzen stonden gelukkig de juiste kant op. Uiteindelijk gaf een gesprek met Herman Wijffels de doorslag. Die zei: je bent het aan je stand verplicht dit op te pakken.”

‘”Dat kalf moet weg bij die koe. Die melk is niet bedoeld voor het kalf maar voor de fles”

Wat voor soort belangenbehartiging staat u voor?

“Jullie hebben het wel goed verwoord door te schrijven dat LTO probeert een standsorganisatie om te vormen tot een netwerkorganisatie. De vakgroepen krijgen een heel sterke rol terwijl een aantal verbindende thema’s op het niveau van LTO Nederland wordt georganiseerd. Het is belangrijk dat we anders communiceren en daarbij ook veel meer de kracht van de leden aanspreken. Neem de laarzenactie of de kalverliefde-actie van boerinnen. Dat laatste was toch een praktisch antwoord op de onzin die Thieme (Partij voor de Dieren, red.) verkondigt? Dat kalf moet weg bij die koe. Die melk is niet bedoeld voor het kalf, maar voor de fles. We moeten niet meer iemand in een grijs pak naar Den Haag of de televisiestudio’s sturen om uit te leggen hoe het zit, maar met boeren de standpunten uitdragen. Haal kracht uit je leden, je hebt ze nodig. Met boeren, voor boeren, door boeren.”

Interne verdeeldheid binnen LTO leidde mede tot de mestchaos waarin we nu verkeren. Hoe gaat u dat een volgende keer voorkomen?

“Ik durf wel te bestrijden dat het mestdossier onopgelost zou zijn door een tegenstelling tussen Noord en Zuid, zoals ik wel eens lees. Ruim dertig jaar geleden was mest al een probleem. Het probleem zit hem niet tussen Noord en Zuid, want als je naar de cijfers kijkt, zie je dat een Friese melkveehouder zeker net zo intensief boert als zijn Brabantse collega. Het meningsverschil zit tussen boeren. Ik geloof in de diversiteit van boeren. Dergelijke thema’s moeten wat mij betreft binnen de vakgroepen door de verschillende scholen worden uitgevochten. Niet ik, Huijbers (voorzitter ZLTO, red.) Bartelds (LTO Noord) of Faessen (LLTB) moeten knopen doorhakken, maar de vakgroepen.”

Hoe gaan die vakgroepen eruitzien?

“Er komen geen vertegenwoordigers van de lidorganisaties meer in. Dus niet drie van LTO Noord, twee van ZLTO en één van LLTB of zoiets. Het moeten capabele mensen zijn. Dat is het enige wat telt en als die allemaal uit één gebied komen, dan zij dat zo. En bij de selectie wordt ook de afzet betrokken. We stellen organisaties als Cosun en FrieslandCampina drie vragen: wat vind je van de profielschetsenplannen, heb je suggesties voor wat namen van geschikte boerenbestuurders en kunnen we wat betreft kennis en kunde structureel ondersteuning krijgen bij de selectie? Vergis je niet: ze krijgen dus geen zeggenschap over de vakgroepen, worden er ook geen lid van, maar ik wil ze er wel nadrukkelijk bij betrekken.”


Staat de belangenbehartiging onder druk? In Brabant wordt ZLTO stelselmatig in de hoek gezet door de provincie. Zie de nieuwe stikstofregels.

“Ja, dat vind ik wel. Vroeger was niet alles beter, maar sommige dingen wel. Zo wisten we vroeger precies hoe hoog de landbouwwoordvoerders staan op alle verkiezingslijsten. Nu weten we het niet meer en staan ze ook niet meer in de top. Daar zijn we dus niet meer voldoende aanwezig. Nu is de maatschappelijke tendens wel veranderd, maar een sector die goed is voor 600.000 banen in Nederland en ruim 20% van de export, verdient hoger op de politieke agenda te staan.”

De maatschappij begrijpt de landbouw steeds minder. Wordt de sector niet bedreigd door het feit dat de primaire emotie van burgers niet strookt met de werkelijkheid?

“LTO moet staan voor feiten en de politiek zo veel mogelijk bestoken met de feiten. Tegelijk moeten we accepteren dat als een race gelopen is en de maatschappij haar gedachten heeft opgemaakt, dat ze uiteindelijk wel je klanten zijn. We leven als boeren van de maatschappij. Shell had het grootste gelijk toen het de Brent Spar (een olieplatform, red.) wilde laten zinken in de zee. Dat was veel milieuvriendelijker dan het op het droge bergen, maar als je weet dat een grote meerderheid van de bevolking het domweg niet wil zien, moet je niet blijven vastzitten in je gelijk.”

Wat voor toekomst ziet u voor de Nederlandse landbouw?

“Nederland is een delta en daarmee heel geschikt voor landbouwproductie. Met onze bodem, ons klimaat en onze kennis van landbouw zit het wel goed. Ik hoor soms dat we alleen kennis moeten exporteren, maar die kennis blijft alleen op peil als je hier ook een bepaalde kritische massa primaire productie houdt.”

Uw voorganger Albert Jan Maat was een diplomaat pur sang, u zet zaken graag op scherp, deinst niet terug voor harde woorden. Kan dat niet afschrikwekkend werken voor de mensen met wie u werkt? U noemde in een interview PvdA-Kamerlid Monasch een judas vanwege diens vertrek uit de partij en gedraai op woningbeleid.

“Soms ga ik te ver, dat weet ik zelf ook wel, maar eer ik zoiets zeg, moet er wel echt wat gebeurd zijn. Daar maak ik dan ook geen excuses voor.”

Wat zijn voor LTO Nederland de belangrijkste onderwerpen nu en in de aankomende periode?

“LTO moet zorgen dat boeren, burgers en politiek de lange lijnen weer gaan zien. We moeten ons verzetten tegen de opkomst van populisme en het nationalisme en protectionisme dat daarmee samenhangt. Nederland is een exporterend land en Polen doen veel belangrijk werk in bijvoorbeeld de tuinbouw. Ten tweede wil ik me hard maken voor de oprichting van organisaties die het wegvallen van de productschappen opvangen. Let wel: geen doorstart van de productschappen, niet een soort pinautomaat waar boeren niks over te vertellen hebben. Organisaties met doorzettingsmacht, met regels waaraan iedereen zich moet houden, die geld kunnen innen voor collectief onderzoek en dan met democratische basis. De akkerbouw is er al vrij ver mee en kan als voorbeeld dienen. Daarnaast staan het mestprobleem en een ministerie of departement Voedsel en Landschap hoog op de agenda.”

U pleitte meermalen voor een ministerie van voedsel. Wat is de meerwaarde van een ministerie dat zich vrijwel alleen op landbouw richt?

“Het huidige ministerie van Economische Zaken draait om regeltjes, subsidies en handelsmissies. Het oude landbouwministerie was in veel opzichten niet goed. Het was een gesloten bolwerk en dat kon gewoon niet meer. Maar het bewaakte wel de driehoek praktijk, voorlichting en onderzoek. Het maakt me niet uit of er een apart ministerie of een apart departement komt, maar ik denk dat de sector beter gediend wordt met een aparte entiteit. Landbouw is nou eenmaal heel anders dan andere economische sectoren, met grote implicaties voor gezondheid en landschap.”

Hoe ziet u de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)? De stemmen dat landbouw niet zo’n groot deel van het budget verdient, verheffen zich en daar komt het vertrek van het Verenigd Koninkrijk als netto-afdrager aan de EU nog bij.

“Als je in mijn hart kijkt: schaf dat subsidiecircus maar af en gebruik het geld voor het stimuleren van innovatie en het opvangen van schokken. Maar als we kijken naar de context dan is dat geen geloofwaardig scenario. Als de Britten vertrekken, verliest Nederland een belangrijke liberale bondgenoot. De Duits-Franse as wordt daardoor sterker en krijgt bovendien steun van het steeds sterkere Polen. Ik denk dat het GLB niet fundamenteel gaat veranderen; dat alleen de hectaretoeslagen wat omlaaggaan.”

Hoe problematisch is de Brexit?

“Het gaat bij het Verenigd Koninkrijk om ongeveer 10% van de Nederlandse landbouwexport. Daarmee is de Britse markt tien keer zo belangrijk voor ons als de Russische markt. Het Verenigd Koninkrijk is onze vierde grootste afnemer. De inzet vanuit LTO is dus dat de interne markt zo veel mogelijk behouden blijft, maar niet tegen elke prijs. Het risico van een Brexit waarbij de Britten wegkomen met wel de lusten en niet de lasten van de EU, kan andere landen uitnodigen hetzelfde te doen. Wanneer de EU verder afbrokkelt, is dat voor een handelsland als Nederland desastreus.”

Plattelandssocioloog Jan Douwe van der Ploeg hamerde er eind januari bij zijn vertrek in Wageningen op dat schaalvergroting tot niets leidt. Boeren moeten geen ondernemer worden, maar boer blijven. Deelt u deze visie?

“Tot op zekere hoogte wel. Ik geloof in diversiteit in de landbouw; dat je zowel met een groot als met een klein bedrijf een boterham kunt verdienen. Maar ik zie toch ook Rudy Rabbinge (ex-professor Wageningen UR, red.) als een mentor: high inputs betekent high yield. Maar dan wel op een verantwoorde manier en niet zo ongenuanceerd als zeg maar de lijn Aalt Dijkhuizen (ex-bestuursvoorzitter Wageningen UR, red.). Maar ik zeg ook tegen Van der Ploeg: met je klompen tegen een hek aan hangen om weidevogels te tellen, is ook geen verdienmodel.”

Tegen de collega’s van Nieuwe Oogst beklaagt u zich over rommelaars. Er moet een rode kaart worden getrokken. Maar waar ligt de grens en weert LTO dit soort rommelaars zelf straks ook?

“Ja, zo’n onschuldige opmerking wordt dan zomaar een dingetje. Zo’n systeem met gele en rode kaarten wordt nota bene al heel lang in de pootgoedsector gebruikt. Ik heb zelfs boze brieven gehad over die opmerking, met daarin de vraag waarom ik de sector als rommelaars neerzet. Zo heb ik het niet bedoeld. We doen het hartstikke goed. In Nederland is het rommelen marginaal, maar we moeten met zijn allen wel heel scherp zijn. We kunnen het ons niet veroorloven. Kijk naar China. Nederland verdient veel geld met de export van babymelkpoeder naar China, domweg omdat Chinezen binnenlands product niet meer vertrouwen. Eigen domme schuld, hadden ze maar geen melanine in de melk moeten doen. Het is aan ons om die integriteit te bewaren, want het maakt ons onderscheidend.”

Share this

Afbeelding
Jan Cees Bron

redacteur ondernemen

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin