Doorgaan naar artikel

‘Eet Hollandsche waar!’

Pleiten voor eigen groente eerst is voor een exportland als Nederland niet slim.

Boven de veilingklok van fruitveiling Wijk bij Duurstede hing een bord met de tekst ‘Koop in de vreemde niet wat deze veiling u biedt’. Ik moest daar aan denken toen ik hoorde van het gisteren wijduit geventileerde standpunt van ChristenUnie-Kamerlid Carla Dik-Faber. In Nederland geteeld voedsel zou met voorrang in de Nederlandse winkels moeten worden aangeboden.

Op Radio 1 besteedde de EO er aandacht aan. Het Kamerlid kwam er aan het woord en namens het bedrijfsleven mochten Richard Schouten van het GroentenFruit Huis en Marc Jansen van supermarktkoepel CBL er ook wat van zeggen.

Boontjes exporteren én importeren?

Mevrouw Dik-Faber begaf zich op glad ijs door te suggereren dat we tegelijkertijd buitenlandse boontjes uit Afrika importeren én Nederlandse boontjes exporteren. Op zo neutraal mogelijke toon riposteerde Schouten direct dat dat niet waar is. Hij snapte al dat hij deze discussie moeilijk kon verliezen.

Als mensen het hele jaar door alles willen eten, dan halen we het van ver

Als directeur van het GroentenFruit Huis spreekt Schouten namens de Nederlandse telers, maar óók namens de importeurs van groente en fruit. En natuurlijk namens de exporteurs en de binnenlandse groothandel. Samen met CBL’er Jansen kon hij zich derhalve bijna niet anders dan als verdediger van de status quo laten horen: als mensen het hele jaar door alles willen eten, dan halen we het van ver. Dat doen we al van generatie op generatie en waarom zouden we er mee willen stoppen?

Weinig gevolgen van local for local

Sterker zelfs, als we ons écht sterk zouden gaan maken voor lokaal en met de seizoenen mee eten en de andere Europese landen doen dat ook, dan droogt onze exportstroom op. Dat dat in werkelijkheid geenszins het geval is, toont aan dat het reuze meevalt met dat het gesuggereerde consumentenchauvinisme in de ons omringende landen. Ondanks alle praat de afgelopen 10 jaar over ‘local for local’ exporteren Nederland en Spanje nog net zoveel naar Duitsland, Engeland en Frankrijk.

Carla Dik-Faber wil een probleem oplossen dat eigenlijk niet bestaat

Wat gefrons rond start Spaans seizoen

Kortom, Carla Dik-Faber wil een probleem oplossen dat eigenlijk niet bestaat. Niet als het om Nederlandse groente en fruit gaat. Die hebben in de Nederlandse winkelschappen sowieso al een dominante plek. Oké, elk voorjaar en najaar is er een korte periode van overgang van Nederlandse vruchtgroente naar Spaanse en vice versa. Dan is er wel eens wat gefrons dat er hier en daar al Spaanse paprika’s liggen terwijl er ook nog zat Nederlandse te koop zijn. Maar dat Nederlandse supers graag Nederlandse tomaten willen kopen als er maar genoeg van zijn om de schappen mee te vullen, dat bewijst wel de sterke opkomst van de belichte tomatenteelt.

Fruitveiling Wijk bij Duurstede is al bijna een kwart eeuw geschiedenis, ondanks dat bord. De Nederlandse tuinbouw snapt dat al te lokaal denken voor een exportnatie niet de beste economische kansen biedt.

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin