Doorgaan naar artikel

Arjan Monteny: ‘Neventak en productie prima te combineren’

”Wanneer je marktkansen ziet, is een neventak prima te combineren met een goedlopende en goed renderende productietak.” Dat stelt Arjen Monteny, voorzitter van de vakgroep Multifuntionele Landbouw van LTO Nederland.

Arjan Monteny is zorgboer en akkerbouwer op Voorne-Putten. Naast zijn zorgboerderij voor ouderen met dementie heeft hij een vergaderlocatie, kleine huisverkoop en agrarisch natuurbeheer. Een combinatie die veel voldoening geeft.

Arjan Monteny

Arjan Monteny, voorzitter van Platform Multifunctionele Landbouw. - Foto: Fred Libochant

Arjan Monteny, voorzitter van Platform Multifunctionele Landbouw. – Foto: Fred Libochant

Arjan Monteny (54 jaar) deed HAS en studeerde Agrononomie aan de Wageningen Universiteit. Hij werkte bij WLTO en het Productschap Tuinbouw en had zijn eigen adviesbureau voor hij in 2010 in het ouderlijk akkerbouwbedrijf in Vierpolders stapte. Daarnaast startte hij in 2021 in Brielle een zorgboerderij voor ouderen met dementie.

Monteny is sinds 2018 MFL-voorzitter binnen LTO Nederland. Verder is hij vice-voorzitter van de Federatie Landbouw en Zorg, voorzitter van het Platform Multifunctionele Landbouw (ingesteld door ministerie LNV) en voorzitter van het Platform Boerderijeducatie.

Als voorzitter van de relatief nieuwe LTO-vakgroep Multifunctionele Landbouw (MFL) overziet hij heel het veld van neventakken die onlosmakelijk verbonden zijn met het agrarisch bedrijf en waar sprake is van een direct contact tussen consument (klant, cliënt, gast) en producent. Activiteiten als energieproductie, stalling van caravans en loonwerk vallen daar dus niet onder.

Waarom de oprichting van een aparte vakgroep?

“MFL was al een serieus onderdeel binnen LTO Nederland, maar had organisatorisch toch een klein beetje een status aparte ten opzichte van de andere sectoren. Om dit gelijk te trekken, is besloten om er een vakgroep van te maken. Dit maakt vertegenwoordiging vanuit MFL makkelijker in alle relevante commissies en overleggen binnen en buiten LTO. Ook om beter zichtbaar en herkenbaar te zijn voor de leden, mede doordat er nu naast mij nog drie andere vakgroepbestuurders zijn gekomen.”

Men vindt recreëren op het platteland fantastisch, maar ze willen wel Netflix hebben en een cappuccino-apparaat

MFL komt voor op alle typen productiebedrijven en in alle agrarische sectoren, maar melkveehouderij, akkerbouw, vollegrondsgroente en fruitteelt zijn het sterkst vertegenwoordigd. Is het voor glastuinders moeilijker?

“Of het makkelijker of moeilijker is, is lastig te beantwoorden. Bepalender is wat voor type ondernemer je bent en wat bij je past. Ook de omgevingsfactoren van je bedrijf spelen een rol: waar ligt het, in welke omgeving, dichtbij klanten, in een toeristisch gebied of niet. En natuurlijk hoe intensief je bedrijfsvoering is; als je volledig gericht bent op de best mogelijke prestaties en maximale productie, dan passen neventakken minder. Ik durf wel te stellen dat hoe ’opener’ het karakter is van je bedrijf, hoe makkelijker de combinatie met MFL-takken. Daarbij geldt dat wat het dichtst bij de kern van de agrarische productie blijft, misschien ook wel het meest geschikt is om mee te beginnen en dat zijn directe verkoop en de korte keten. Dit zie je ook sterk ontwikkeld in de glastuinbouw. Er zijn veel bedrijven die, al dan niet in het seizoen, direct producten verkopen aan de consument in winkeltjes, kraampjes, automaten en niet te vergeten de trend van webshops en bij vooral kleinschaliger bedrijven in opkomst uit zelfpluktuinen.”

Verkoop aan de weg is veel gezien bij glastuinders in het Westland. - Foto: Ton van der Scheer

Verkoop aan de weg is veel gezien bij glastuinders in het Westland. – Foto: Ton van der Scheer

Waarom een verbredingsactiviteit bij het productiebedrijf?

“In de praktijk komt een heel scala aan redenen voor die per ondernemer verschillen. Deze zijn onder meer werkplezier, voldoening/waarde toe te voegen aan het geteelde product, meer waardering krijgen van consumenten, minder afhankelijk zijn van de prijs die door de tussenschakels wordt bepaald, meer risicospreiding, meer financiële zekerheid en een bijdrage te kunnen leveren aan de samenleving/maatschappij. Vooral ook het zien van marktkansen en het ontplooien van je verschillende talenten als mens en als ondernemer zijn redenen. Dat kan prima – juist ook – in combinatie met een goedlopende en goed renderende productietak. Overigens zijn de activiteiten van meerdere ondernemers en mede-ondernemers op het bedrijf een belangrijk aspect bij het waarom. Vaak zie je dat ’partners van’ of iemand uit de volgende generatie een andere tak opzet op het bedrijf en daar de trekker van is. We zien hier veel vrouwelijk ondernemerschap. In die zin kun je MFL ook zien als een emancipatiebeweging op het platteland.”

Wat zijn vereisten voor een succesvol MFL-bedrijf?

“Dat zijn de kwaliteiten die ja als ondernemer moet hebben, zoals communicatief vermogen, open houding en kunnen schakelen. Daarnaast heb je onderscheidend vermogen nodig, je moet iets unieks bieden, juist ook in verbinding met de productietak. Daarnaast moet het kwalitatief goed zijn, niet meer een hoekje afzetten in de schuur, maar netjes en professioneel.”

Gemiddeld halen ondernemers in deze takken 30 tot 50% van hun omzet uit de MFL-tak

Waar lopen ondernemers die een verbredingsactiviteit willen ontwikkelen tegen aan?

“De belangrijkste knelpunten die wij horen zijn belemmeringen in ruimtelijke ordening, de veelheid en stapeling van regels vanuit verschillende takken, financiering van plannen en beschikbaarheid van informatie en kennis.”

Hoe zit het met de professionalisering van deze bedrijfstak?

“Dat is de laatste jaren hard gegaan. De sector MFL is hard gegroeid; heel MFL is tussen 2014 en 2018 bijna verdubbeld. Vooral door de groei van de omzet per bedrijf. Dat is gebeurd dankzij de professionalisering van de bedrijven.”

Was dat nodig?

“Ja, dat is voortdurend nodig. Stilstand is achteruitgang. Klanten/consumenten stellen steeds andere en hogere eisen. Men vindt recreëren op het platteland fantastisch, maar ze willen wel Netflix hebben en een cappuccino apparaat. Voor de zorglandbouw en agrarische kinderopvang zijn er harde eisen aan opleidingsniveau en protocollen. Daar moet je als bedrijf in mee, anders val je buiten de boot.”

Een neventak kan zelfs uitgroeien tot een compleet educatief pretpark, zoals de Streeckerij in Wadenoijen. - Foto: Andrea Disco

Een neventak kan zelfs uitgroeien tot een compleet educatief pretpark, zoals de Streeckerij in Wadenoijen. – Foto: Andrea Disco

De land- en tuinbouw ligt door een mondigere samenleving en sociale media meer onder een vergrootglas. Geldt dat ook voor multifunctionele land- en tuinbouwbedrijven?

“Dat geldt voor de hele maatschappij en alle economische sectoren. MFL-bedrijven kunnen echter wel op veel goodwill en sympathie rekenen van de overheid en maatschappij. Juist door de openheid en benaderbaarheid. Men vindt het, bewust of onbewust, terecht of onterecht, de mooie kant van de land- en tuinbouw. Overigens liggen we als sector en als bedrijven ook daarbinnen wel onder een vergrootglas. Mensen kijken bij je in de keuken en vinden daar soms iets van: waarom gebruik je chemische middelen, waarom is niet alles biologisch, waarom gooi je die producten weg? Je moet er tegen kunnen om dat soort vragen te krijgen en daar een eerlijk en open antwoord op kunnen geven.”

Verbeteren de verdienmodellen binnen de multifunctionele land- en tuinbouw?

“Ja, dat denk ik wel. De sector is gegroeid naar een omzet van € 890 miljoen in 2018, met als grote groeiers de directe verkoop, kinderopvang, recreatie en zorglandbouw. Er zijn grote verschillen, maar gemiddeld halen ondernemers in deze takken 30 tot 50% van hun omzet uit de MFL-tak en een nog iets groter deel van hun inkomen. Dit is in de loop van de jaren toegenomen. Educatie is een ander verhaal. Daar is eigenlijk nauwelijks sprake van een verdienmodel, maar gaat het meer om een vergoeding voor de tijd die je er als ondernemer insteekt. Ook agrarisch natuurbeheer ligt anders. Daar komt de financiering grotendeels uit Brussel, via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Dat zijn subsidies die niet meebewegen met marktontwikkelingen.”

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin