Doorgaan naar artikel

Van wie is het schaarse grondwater?

Het droge deel van Nederland heeft een derde zeer droge zomer gehad. Grondwater wordt belangrijker maar ook schaarser. Een beter systeem van verdeling is nodig.

Als je een gat graaft, komt er vanzelf water. En wie een bron slaat, heeft (gratis) eigen water. Met die zekerheid is iedereen in Nederland opgegroeid. Maar de vanzelfsprekendheid van grondwater staat sterk onder druk, juist in gebieden waar boeren dat water steeds meer nodig hebben: op de hoge en droge zandgronden in Zuid- en Oost-Nederland. Problemen stapelen: ’s zomers regent het hier steeds minder, met de laatste drie jaar uitzonderlijke droogtes tot gevolg. Tegelijk is de bodem erg doorlatend, waardoor het water dat er valt slecht vastgehouden wordt. En water inlaten ergens anders vandaan lukt hier niet, het zijn afwaterende gebieden.

De schaarste aan water leidt ook tot veel debat en discussies

Tegelijk hebben boeren voor hun bedrijfszekerheid juist toenemende behoefte aan grondwater. De afgelopen jaren zijn dan ook veel bronnen geslagen. En boeren zijn lang niet de enige gebruikers. Dus ontstaat steeds meer een getouwtrek om het grondwater. Voor oppervlaktewater bestaan er duidelijke afspraken. Over de verdeling, over de onttrekking, over onttrekkingsverboden. Juist in de gebieden waar beregenen nu en in de toekomst nodig is, zijn weinig sloten en vaarten beschikbaar om water uit te pompen voor de haspel. Daar komt grondwater in beeld, en dat beeld is niet altijd compleet en duidelijk.

De schaarste aan water leidt ook tot veel debat en discussies, waarbij boeren zich soms moeten verantwoorden voor hun watergebruik.

Lees verder onder foto

De herfst is al begonnen en toch wordt er nog steeds grasland beregend in droge gebieden, zoals hier in de buurt van Aalten (Gld.). - Foto: Hans Prinsen

De herfst is al begonnen en toch wordt er nog steeds grasland beregend in droge gebieden, zoals hier in de buurt van Aalten (Gld.). – Foto: Hans Prinsen

Concurrentie

Dimmie Hendriks, onderzoeker bij waterkennisinstituut Deltares, weet dat elke grondwateronttrekking invloed heeft op de ondiepe grondwaterstand. Boeren pompen meestal uit de ondiepere lagen van het grondwater. Afhankelijk van gebied en bodemgesteldheid zitten daar ondoordringbare lagen onder die het bovenste grondwater scheiden van diepere watervoerende lagen. Uit die diepere lagen pompen onder meer drinkwaterbedrijven en industriële bedrijven. “Wat dat betreft concurreren boeren en industriële onttrekkers dus niet met elkaar”, vertelt Hendriks. “Maar het heeft wel degelijk invloed. De verschillende lagen staan toch met elkaar in verbinding. De diepere lagen worden heel langzaam aangevuld via de ondiepere.”

De boer met de grootste pomp wint van de buurman, vaak de collega-agrariër

Gé van den Eertwegh, hydroloog en onderzoeker bij KnowH2O, ziet een trend in grondwateronttrekkingen. Ze komen vaker voor, maar ook steeds dieper. “Ten eerste is de bedrijfszekerheid van de wateronttrekking groter als hij het water dieper weghaalt, ten tweede zijn er minder vaker problemen met ijzer in het water.” Nu al is er concurrentie om het grondwater, ziet hij. “De boer met de grootste pomp wint van de buurman, vaak de collega-agrariër, die schade kan ondervinden van verlaagde grondwaterstanden. Het gaat eigenlijk aan tenminste twee kanten mis: we zien dat het vaker en meer extreem droog wordt en het aantal pompen met haspels wordt steeds groter.”

Beperkt zicht op hoeveelheden

Provincies zijn de autoriteiten die in principe de regie over het (diepe) grondwater houden. Maar hebben ze wel goed zicht op de hoeveelheden?

Grote onttrekkers zoals energiebedrijven, drinkwaterproducenten of frisdrankfabrieken, kloppen bij de provincie aan voor een vergunning. In Brabant en Gelderland moet dat vanaf 150.000 kuub per jaar. Brabant heeft in 2018 de grondwatervoorraad in kaart gebracht. Op jaarbasis zakt er 200 miljoen kuub regenwater de grond in, in deze provincie. Dat is 80% van het neerslagoverschot in de provincie. Ter illustratie: in een normale winterperiode valt er 300 millimeter neerslag, goed voor 3.000 kuub per hectare.

Ook stroomt er water uit andere gebieden naar de Brabantse onderlagen: zo’n 60 miljoen kuub. De provincie heeft een vergunningsplafond van 255 miljoen kuub per jaar. Het gros daarvan is voor drinkwater: 200 miljoen. De landbouw heeft 35 miljoen kuub. In totaal zijn vergunningen uitgegeven voor 300 miljoen kuub per jaar. Meer dan het plafond, dus.

Cijfers onbetrouwbaar
Registratie van onttrekkingen zijn voor de autoriteiten zichtbaar en op te geven in het Landelijk Grondwater Register. Cijfers over grondwateronttrekking, van bijvoorbeeld het CBS zijn volgens hyrdoloog Van den Eertwegh niet betrouwbaar. “Er wordt gebruikgemaakt van aanvullende schattingen, maar dat is niet voldoende als basis voor een maatschappelijke discussie over water.”

Zeeland: op is op
Volgens Gé van den Eertwegh hebben de meeste provincies de zaken niet op orde. “Er is te weinig inzicht in hoeveel er nu écht uit de rond wordt gehaald. Op papier klopt het allemaal. Er wordt vergund op basis van pompcapaciteit, niet op hoeveelheid water.”

Het Waterschap Scheldestromen, in Zeeland, heeft het volgens Van den Eertwegh wel goed geregeld. “Daar kijkt de vergunningverlener niet alleen naar de grootte van de pomp, maar ook naar de hoeveelheid water die er te verdelen is. Als het op is, is het op. Er zit een maximum aan het aantal kuubs per uur, maar ook per maand en op jaarbasis. Dus eigenlijk is het vrij simpel.”

Dieper grondwater

Ook het oppervlaktewater heeft ‘last’ van veelvuldig gebruik van grondwater. Beken en sloten vallen sneller droog als het onderliggende grondwater wordt opgepompt. In West-Brabant heeft ecohydroloog Witte gezien dat de druk van het grondwaterpeil afnam zodra de haspels in de buurt aan gingen. Die zichtbare invloed wordt minder zichtbaar als je dieper gaat pompen, stelt hij vast.

Is dieper grondwater gebruiken dan de oplossing? Zo simpel is het volgens Witte niet. “De lokale impact word kleiner, maar het gebied dat last heeft van de onttrekking is groter. De hoeveelheid onttrokken water wordt niet minder immers.

Lees verder onder grafiek

Grillig grondwaterverloop in de buurt van Winterswijk. De rode lijn is de stand van dit jaar. De donkerblauwe lijn het gemiddelde van afgelopen tien jaar, het grijze gebied de historische bandbreedte van 10-90% en het blauwe gebied de historische bandbreedte 25-75%. De situatie nu is dus zeer uitzonderlijk.

Grillig grondwaterverloop in de buurt van Winterswijk. De rode lijn is de stand van dit jaar. De donkerblauwe lijn het gemiddelde van afgelopen tien jaar, het grijze gebied de historische bandbreedte van 10-90% en het blauwe gebied de historische bandbreedte 25-75%. De situatie nu is dus zeer uitzonderlijk.

Zeggenschap

Vraag is: van wie is het grondwater eigenlijk? De landbouw is kwetsbaar, maar heeft ook een sterke troef: de regen komt grotendeels via boerenland in het grondwater terecht. Netto is de landbouw zo gezien geen water-onttrekker maar een waterleverancier. Klinkt in boerenlogica heel aannemelijk, maar in de praktijk houdt de zeggenschap van de eigenaar op waar de bouwvoor eindigt. Wat daar onder zit, is collectief goed.

Wat Van den Eertwegh betreft is water een maatschappelijk goed, waarover in een maatschappelijk debat beslissingen genomen moeten worden. Het grondwaterbeheer houdt te wensen over, vindt hij. “Waterschappen en provincies staan onttrekkingen toe en geven vergunningen voor het oppompen van grondwater, maar hierbij wordt geen rekening gehouden met de voorraad aan kuubs water die er nog in de grond zit. Daarbij telt ook de hoogte van de grondwaterstand, die niet te ver mag uitzakken. Denk aan grondwater-afhankelijke natuur overal in Nederland en aan infrastructuur.”

Oplossingen

De afgelopen decennia was er vooral aandacht voor het afvoeren van water. Sinds de wateroverlast in de jaren negentig is daarnaast wel veel geïnvesteerd in wateropvang. Duizenden hectares zijn daarvoor ingericht, vaak in combinatie met aanleg van natuur. Maar het doel was steeds: wateroverlast en overstromingen voorkomen en niet: kostbaar water sparen. Nu groeit het besef dat wateropvang in natte tijden nodig is om het in droger tijden te kunnen gebruiken. Grondwater als buffer. Mogelijk zijn daar opnieuw ruimtelijke maatregelen voor nodig.

Intussen wordt ook hard gewerkt aan technische innovaties. Grondwaterpeil actief beïnvloeden door duikers af te sluiten bijvoorbeeld. En in een proefproject laten boeren drainagewater niet weglopen maar bewaren ze het: in sloten, in putten, of in de percelen zelf, via omgekeerde drainage. Een studie van Universiteit Utrecht wijst op grote mogelijkheden voor het hergebruik van gezuiverd rioolwater, als je dat niet over de percelen brengt, maar er in. Schaarste leidt zo niet alleen tot getouwtrek maar ook tot innovaties.

Lees verder onder grafiek

Verdampingsverlies overdag 3-6%, ’s nachts 2-3%. Drift en percolatie zijn grotere verliesposten en sterk afhankelijk van de wind

Beregeningsverbod overdag zinloos

’s Nachts beregenen is nauwelijks efficiënter dan overdag. Wel gaat er veel water verloren als je beregent bij harde wind, blijkt uit een studie.

Is het efficiënter om ’s nachts te beregenen? Die opvatting heerst hier en daar wel, er zijn zelfs plaatselijk restricties op overdag beregenen. Maar dat heeft weinig effect, blijkt uit een studie in opdracht van het ministerie van LNV. Het verschil in efficiëntie tussen overdag en ’s nachts beregenen is maar heel klein, hooguit enkele procenten van het totaal. Het verschil komt niet alleen door zon en warmte die verdamping veroorzaken, maar ook door verschil in windsterkte. ’s Nachts waait het gemiddeld iets minder dan overdag. Wind bevordert verdamping en drift. Drift is het verwaaien van water, waardoor het niet gelijkmatig over het gewas komt. Waar te veel water komt, sijpelt het door naar diepere lagen (percolatieverlies). Dit hoeft trouwens niet erg te zijn, dat water is niet weg, het kan later door capillaire opstijging evengoed weer door de plant benut worden.

De verdampingsverliezen zijn gemiddeld 2-3% ’s nachts en 3-6% overdag. In de ogen van de onderzoekers een erg klein verschil. Daar komen enkele procenten verschil bij als gevolg van een verschil in windsterkte overdag en ’s nachts. Overdag waait het gemiddeld harder dan ’s nachts. Toch zet ook dit nog geen zoden aan de dijk, aldus de onderzoekers. ‘Een verbod op beregening overdag is weinig effectief’.

De studie, gemaakt door mensen van De Bakelse Stroom, het KNMI, Wageningen UR en KnowH2O, wijst uit dat de invloed van wind op de beregeningsverliezen veel groter is dan de invloed van het tijdstip op de dag waarop beregend wordt. Bij windsterktes boven de 3 meter per seconde kunnen verliezen door drift en percolatie boven de 10, respectievelijk 15% uit komen. ‘Niet beregenen bij windsnelheden boven 3 m/s (matige wind) is daarmee effectief om verliezen te beperken, omdat daarmee zowel de driftverliezen als de percolatieverliezen worden gereduceerd. In de praktijk wordt bij voorkeur niet beregend als het ‘hard’ waait.’

Mede-auteur: Johan Oppewal

Share this

Afbeelding
Lydia van Rooijen

Parlementair verslaggever

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin