Doorgaan naar artikel

‘Beter voedselsysteem moet via het boerenerf’

Joris Lohman maakt er sinds zijn studie politicologie aan de Universiteit van Amsterdam zijn levenswerk van om stad en land samen te laten werken in het beter maken van het voedselsysteem. Het jarenvijftigmodel van meer produceren en intensiveren heeft zijn rol gespeeld, maar zorgt nu voor scheve situaties in de ketens.

Het lijkt de laatste tijd in de debatten rond klimaat en voedsel een diskwalificatie wanneer je moet zeggen dat je uit Amsterdam komt. Alsof je dan per definitie een elitaire gelijkhebberige veganist bent, zonder zicht op de complexe praktijk van boeren en tuinders in de voedselketen.

Joris Lohman is zo’n volbloed Amsterdammer. Politicoloog. Een van de oprichters van de Youth Food Movement (YFM) en internationaal betrokken bij de Slow Food-beweging. Maar ook al ziet hij er inderdaad uit als de klassieke foodhipster en staat het kantoor van zijn bedrijf Food Hub aan het IJ, hij heeft met succes de stap gezet naar het boerenerf.

Profiel Joris Lohman

Joris Lohman: "Met de voedseltransitie kun je vandaag beginnen. Als je het gaat dóén, dan wordt dat de realiteit." - Foto: Cor Salverius

Joris Lohman: “Met de voedseltransitie kun je vandaag beginnen. Als je het gaat dóén, dan wordt dat de realiteit.” – Foto: Cor Salverius

Joris Lohman (33) studeerde politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij stond aan de wieg van de Youth Food Movement. Sinds 2016 is hij mede-directeur van Food Hub, een bedrijf gevestigd in Amsterdam met inmiddels 7 medewerkers dat zich ‘het aanjagen van de transitie naar een eerlijk, gezond, lekker en duurzaam voedselsysteem’ ten doel stelt. Dat doet het met opleidingen, trainingen en vernieuwende vormen van voedseleducatie, binnen een groot netwerk van ‘veranderaars en koplopers uit alle schakels van de voedselketen, van boer tot beleidsmaker, van retailer tot ondernemer’. Een van de nieuwste projecten daarin is De Nieuwe Boerenfamilie.

“Toen ik 10 jaar geleden als student me serieus ging bezighouden met voedsel als een van de centrale vraagstukken waar beleidsmakers in de wereld van nu zich zorgen om moeten maken, wist ik niets van de praktijk van het boerenbedrijf. Ik had me suf gelezen, films gekeken over ‘hoe voeden we de wereld in de toekomst’, voelde me geïnspireerd door de colleges van hoogleraren en ik raakte betrokken bij YFM en Slow Food. Maar het ging pas echt leven toen ik voor het eerst op een echt boerenbedrijf kwam.”

Daar was je toen nog nooit geweest?

“Nee, ongelooflijk. Wij met zijn allen niet. Mede-student Rona Uittentuis, dochter van een veehouder in de Beemster (N.-H.), maakte zich daar kwaad om: “Jullie zitten hier allemaal te lullen over hoe het anders moet, maar wie is er nou ooit op een boerenbedrijf geweest?” Daar hebben we toen snel werk van gemaakt en dat was voor mij wel een ‘defining moment’. Dit vind ik echt super-interessant en hoe kan het dat ik me met dit thema bezighoud en nooit die verbinding heb gemaakt met boeren en tuinders. We zijn toen binnen YFM een academie gestart waarin we elk jaar 25 professionals, jonge boeren, chefs, managers van Ahold, mensen uit de voedselindustrie, beleidsmakers van de toekomst, kennis laten maken met de praktijk van het hele voedselsysteem.”

Die jongeren van het begin zitten nu overal, bij ministeries, op bedrijven

10 jaar verder, is er nu een bredere bewustwording?

“Wij hebben daar in elk geval hard aan getrokken, zoveel mogelijk lawaai omheen gemaakt. Met filmfestivals en acties, zoals een voedselverspillingsdiner in het Rijksmuseum voor 6.000 mensen. Er is nu veel meer aandacht voor de kwaliteit en de waarde van voedsel. En de academie, die we nu als onderdeel in ons bedrijf Food Hub hebben ondergebracht, is uitgegroeid tot een enorm netwerk. Die jongeren van het begin zitten nu overal, bij ministeries, op bedrijven. En er is nu meer vraag naar deelname aan ons programma dan dat we plaats hebben.”

Klinkt mooi, maar boeren en tuinders hebben niet allemaal het idee dat er nu beter naar ze wordt geluisterd dan 10 jaar geleden.

“Dat snap ik. We hebben ook steeds geconstateerd dat er een kloof was en is tussen hoe er over voedsel wordt nagedacht in de stad en op ‘het platteland’. En daarmee bedoel ik ook bij managers van bijvoorbeeld Syngenta en Nestlé. Maar zeker ook de boeren en tuinders. Daar moet aandacht voor blijven. Wat houdt hun bezig? Zij zien toch ook wel dat het anders kan dan het nu gaat. Hoe komen we daar uit? Daarover heb ik al in mijn tijd bij YFM contact gezocht met de NAJK. We zijn toen begonnen met de boer-burgerdialogen, altijd eerst met heel simpel die geïnteresseerde kritische burger bijspijkeren met waarom boeren en tuinders doen wat ze doen. Daar heb ik ook gezien dat als we iets willen veranderen het eigenlijk altijd ook over het boerenerf moet gaan.”

Hoe ga je de agrarisch ondernemers daarin meekrijgen?

“In De Nieuwe Boerenfamilie komen alle zaken samen waar ik tot nu toe aan heb gewerkt. Jonge boeren en tuinders deden steeds meer mee in ons netwerk. Eerst nog een biologische boer in Weesp (N.-H.), die ook wel een beetje dacht zoals wij, maar daarna ook steeds meer en van steeds verder weg. En als ze dan eenmaal via onze academie anders zijn gaan kijken naar hun plek in het hele voedselsysteem, dan willen ze ook dingen veranderen in de manier waarop ze werken op hun bedrijf en in hun keten. De contacten die ze daarvoor nodig zouden kunnen hebben, daaraan geven wij nu in De Nieuwe Boerenfamilie een structuur. Dat was tot nu toe voornamelijk informeel, dat netwerk van jonge professionals waar ik het net over had. Maar dat bouwen we nu uit: marketeers, koks, vormgevers, inkopers en conceptontwikkelaars brengen we via matchmaking in contact met boeren en tuinders. Dus van een logootje maken tot aan een ingang bij een grote retailer. We hebben nu aan de ene kant 90 agrarisch ondernemers en aan de andere kant al bijna 400 bedrijven die wat kunnen voor die agrariërs.”

We moeten als maatschappij blij zijn dat er jonge mensen zijn die het boerenbedrijf over willen nemen

Hoe groot is die groep agrariërs die ‘het anders willen gaan doen’?

“Dat vind ik moeilijk in te schatten. Ik was laatst op een avond van Brabantse landbouwjongeren in Oirschot. Ging over het beleid, net na de kringlooplandbouwvisie. Daar zaten meer dan 50 mensen die op hun vrije avond hier naartoe kwamen, die wel willen opvolgen. Maar omdat er achterin de zaal wat jongens zaten die het, vanwege de grote problematiek bij een groot aantal bedrijven waarschijnlijk terecht, alleen maar over de mestproblematiek wilden hebben, werd de hele zaal in een soort chagrijn gedompeld. Die afwachtende, wantrouwende houding, ik vind dat wel zorgelijk. We moeten als maatschappij blij zijn dat er überhaupt jonge mensen zijn die het boerenbedrijf over willen nemen. Daar staan dan weer de bekende voorbeelden tegenover die steeds op het podium worden gehesen, de Kipsters. Het beneemt het zicht op wat de plek is van gewone goed ondernemende jonge agrariërs.”

Ze willen in elke geval een goed verdienmodel, een ‘eerlijke prijs voor een eerlijk product’.

“Daar probeer ik wel mijn steentje aan bij te dragen. Door bijvoorbeeld Low Food, body geven aan je eigen gastronomie, wat meer trots op onze eigen nationale keuken. Naar Nederland wordt ook internationaal met interesse gekeken. Niet gebonden aan een zware traditie, zoals Frankrijk. Zoals Denemarken een jaar of wat geleden ineens bovenaan stond met restaurant Noma, zo zou Nederland zomaar The Next Big Thing kunnen zijn. Ik zit goed in dat culi-netwerk en wil de verbinding graag maken met de doelstellingen en verlangens van ‘Agro NL’. Die werelden liggen heel ver uit elkaar, die kennen elkaar niet. Maar betere waardering van product en van de boer, dat willen beide partijen graag voor elkaar krijgen, het zijn 2 kanten van precies hetzelfde toegevoegde-waardeverdienmodel. Dat kan vanuit dat hoogste kwaliteitsniveau ook doorsijpelen naar een laag daaronder. De gewone Deen is natuurlijk ook nog geen fijnproever geworden, maar Claus Meyer – de man achter Noma – ziet wel degelijk dat er nu 10% meer lokale kwaliteitsproducten worden verkocht dan een aantal jaar geleden.”

Met de natuur mee in plaats van er tegenin, het gaat echt die kant op

Dat gaat nog niet zo heel hard.

“De transitie van een zo omvangrijk systeem kan ook alleen maar stapje voor stapje gaan. Een transitie is altijd verwarrend en lang. Er wordt in het debat wel een tweedeling geschapen tussen wat wel het ecomodernisme wordt genoemd, hoogtechnologisch en intensief produceren versus het kleinschalige, lokale, biologische. Technologie, dat is er en zal er zijn. Daar hoef je niet tegen of voor te zijn. Het gaat erom wat je ermee doet. Door de landbouwvisie van Carola Schouten is er in Nederland wel een debat op gang aan het komen over het derde verhaal, dat die 2 uitersten verenigt. Wij organiseren op 29 maart met Wageningen UR hier een dag over, ‘When wizards meet prophets’, met onder andere Louise Fresco, waarin we met Wageningen willen laten zien dat hier al volop aan gewerkt wordt.”

En dan die eigenwijze consument nog die zich niet wil laten betuttelen.

“Het is misschien wishful thinking, maar ik zie het consumentenbewustzijn verschuiven. De waardering voor ons voedsel, de maatschappelijke onderstroom naar meer groen, met de natuur mee in plaats van er tegenin, het gaat toch echt die kant op. Kijkend naar de marktwerking door de hele EU en onze plek daarin als duur land, dan zie ik dat wij beter onze kennis dan onze producten kunnen exporteren. En producenten kunnen vandaag beginnen met het aanbieden van een kwalitatief topproduct aan een doelgroep die daar geld voor over heeft. Als je het gaat doen, dan wordt dat de realiteit.”

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin