Doorgaan naar artikel

‘Q-status sleutel tot uitroeiing ToBRFV’

Straelen, Duitslands belangrijkste tomatenteeltgebied, kreeg vorig jaar te maken met het nieuwe agressieve virus ToBRFV. 7 bedrijven raakten besmet. Snel en adequaat handelen beperkte de uitbraak.

Het was een tomatenteler, die meedoet aan de wekelijkse monitor van ziekten en plagen door de Landbouwkamer van Noordrijn-Westfalen, die in de zomer van 2018 voor het eerst aan de bel trok. Hij zag symptomen van het toen nog onbekende Tomato Brown Rugose Fruit Virus (ToBRFV).

Lees ook: Duitsland waarschuwt voor tomatenvirus

Het leek veel op pepinomozaïekvirus, maar dan heftiger en met ernstiger vruchtsymptomen. “Nadat we de eerste foto’s hadden gezien zijn we er meteen heen gegaan. Wat het meest opviel was dat de symptomen zich vanaf het middenpad verspreidden in de werkrichting. Dat zie je bij PepMV niet. En een paar dagen later gingen planten van het ras Juanita slap en werden geel. 4 tot 6 weken later was 30% van het gewas in die kas dood”, zegt Heike Scholz-Döbelin. In een tweede kas van dezelfde teler bleven de pruimtomaten (ras Romanella) normaal groeien, maar werden vruchten onverkoopbaar door gele vlekken. Deze teler verpakt voor zijn telersvereniging. “De andere teler die dat doet, zag kort daarna dezelfde symptomen en binnen een maand waren er 7 telers, in totaal 25 hectare tomaten, besmet. Allemaal van dezelfde telersvereniging. De oorsprong kennen we nog niet, maar het is goed mogelijk dat de verspreiding via het oogstfust ging. De telers hebben nu een desinfectiesysteem voor de lege kratten.”

Heike Scholz-Döbelin (53) werkt sinds 1992 bij de gewasbeschermingsdienst van de Landwirtschaftskammer Nordrhein-Westfalen met centra voor de groenteteelt in Straelen en Keulen-Auweiler. Ze is vanaf het begin intensief betrokken bij de strijd tegen ToBRFV en geldt inmiddels als een van de best ingevoerde praktische experts voor dit ‘Jordan‘-virus. - Foto: Gerard Boonekamp

Heike Scholz-Döbelin (53) werkt sinds 1992 bij de gewasbeschermingsdienst van de Landwirtschaftskammer Nordrhein-Westfalen met centra voor de groenteteelt in Straelen en Keulen-Auweiler. Ze is vanaf het begin intensief betrokken bij de strijd tegen ToBRFV en geldt inmiddels als een van de best ingevoerde praktische experts voor dit ‘Jordan‘-virus. – Foto: Gerard Boonekamp

Welke maatregelen hebben jullie genomen om de uitbraak van het virus in te dammen?

“Het was duidelijk dat we hier te maken hadden met een bijzonder agressief virus. Ik heb alle hygiëneprotocollen verzameld die ik kon vinden. Maar om effectieve maatregelen te treffen moet je weten om welk virus het gaat. Pas in oktober wisten we dat het om ToBRFV ging. Dit virus behoort tot de moeilijkst te bestrijden virussen. Niet ieder desinfectiemiddel werkt tegen ieder virus. Alcohol werkt bijvoorbeeld niet. Benzoëzuur (Menno florades, Enno rapid) en natriumhypochloriet (NaOCl), beide in hoge concentratie, doden het virus afdoende.”

Op de besmette bedrijven werd alles in het werk gesteld om verdere verspreiding te voorkomen. En toen 26 oktober de identiteit van het virus was vastgesteld, kondigde het federale Julius Kühn-Instituut (vergelijkbaar met NVWA in Nederland en FAVV in België) meteen de Q-status af voor het ToBRFV. “Dat heeft een sleutelrol gespeeld bij het elimineren van het virus.”

In Nederland heeft NVWA, in samenspraak met de sector, besloten vooralsnog geen Q-status toe te kennen aan het ToBRFV. Zelfs als een besmetting wordt gevonden, zal zij nog niet meteen tot actie overgaan. Waarom is Duitsland zoveel strenger?

“Bij zo’n agressief, snel verspreid en persistent virus is snel reageren de enige manier om het nog te kunnen uitroeien.” Ze verwijst naar de ervaringen in Israël bij de uitbraak eind 2014, beschreven door Luria e.a. in Plos one (1-2017). ‘Een uitbraak van tobamo-virussen vereist onmiddellijke en volledige reacties, waaronder quarantaine van het besmette gebied. Door het ontbreken van een nationaal eliminatieprogramma is de ziekte in korte tijd over het hele land verspreid’, concluderen de onderzoekers.

Zonder Q-status vraag je wel een heel grote discipline van alle individueel betrokkenen

Open communicatie en melden van verdachte symptomen is een eerste vereiste om snel in te grijpen. “Als sommigen het niet melden, kan het tegen de tijd dat het ontdekt wordt al zo verspreid zijn dat elimineren niet meer mogelijk is.” Door de Q-status is daar geen onduidelijkheid over. Iedereen heeft meldingsplicht en telers moeten meewerken aan inspecties op hun bedrijf. “Zonder Q-status vraag je wel een heel grote discipline van alle individueel betrokkenen. De kans wordt groter dat besmettingen pas in een later stadium bekend worden.”

Angst voor verplichte ruiming en voor imagoschade in de afzet zouden redenen kunnen zijn om vreemde symptomen niet te melden. Zijn dat dan geen terechte zorgen?

“Niet melden kan grote gevolgen hebben voor de hele sector. Iedereen moet beseffen dat dit een ongekend gevaarlijk virus is. Er lopen geen voorlichters meer rond die TMV hebben meegemaakt. Maar dit vergelijkbare virus bleek nog infectueus nadat het 50 jaar in een gedroogd blad in een herbarium had vertoefd.”

Je kan de schade goed beperken als je er snel bij bent

Het is volgens haar ook een misvatting dat de quarantaine-status leidt tot ruimen van het hele gewas. “Op de 7 besmette bedrijven is niet 1 teelt in zijn geheel geruimd voor de normale teeltwisseling. Telers mochten de vruchten in de vakken zonder symptomen blijven oogsten. Op een bedrijf waren we er zo snel bij dat het verwijderen van 4 aangetaste planten en een aantal planten eromheen, voldoende was om verdere uitbreiding te voorkomen. Je kan de schade dus goed beperken als je er snel bij bent.”

Er bellen zelfs telers om te vragen of we monsters komen nemen

Een ander groot voordeel van de Q-status was dat de Duitse overheid de kosten van de monstername op zich nam. En die kosten zijn hoog. “Voor vaststelling of het om ToBRFV gaat, is een eenvoudige Elisa-toets tot nu toe niet geschikt. De noodzakelijke PCR-toets is kostbaar en tijdrovend, omdat transcriptie van het virus-RNA naar DNA nodig is. Bovendien kan pas na aanvullend ‘sequensen’ het nieuwe virus geïdentificeerd worden.” De laboratoriumkosten zijn in Duitsland dus geen beperking om verdachte symptomen te laten onderzoeken. “Er bellen zelfs telers om te vragen of we monsters komen nemen.”

We hebben zo in korte tijd heel veel geleerd over het virus. Dat hadden we zonder Q-status nauwelijks kunnen bereiken

Meteen na de onthulling van de identiteit van het virus, is de Landbouwkamer van Noordrijn-Westfalen ook een programma gestart om de omvang van de besmetting, de verspreidingssnelheid en de latente aanwezigheid vast te stellen. Daarvoor zijn veel monsters verzameld. “We hebben zo in korte tijd heel veel geleerd over het virus. Dat hadden we zonder Q-status nauwelijks kunnen bereiken. In de eerste plaats vanwege de kosten, maar ook omdat we nu alle medewerking kregen van de telers.”

Share this

Afbeelding
Gerard Boonekamp

oud-redacteur

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin