Doorgaan naar artikel

‘Teelt moet anders voor behoud van aardbeiensector’

Aardbeientelers Michiel Penninx en Rob van Enckevort zijn oprecht bezorgd. Niet over de afzet, want aardbeien eten is voor veel consumenten een feestje. Wel over de teelt, want de consument is ook erg kritisch.

Tik je in Google het woord ‘aardbei’ in, dan vind je al snel een verwijzing naar nieuws van de NOS: ‘Aardbei zes keer giftiger dan ander fruit door cocktaileffect’. Het is dit soort berichtgeving waar Rob van Enckevort van gruwt. Omdat het niet klopt, maar vooral vanwege het gevoel waarmee de consument wordt opgezadeld: ‘Aardbeien zijn niet te vertrouwen’. Van Enckevort, aardbeienteler in het Limburgse America, gaat er verder niet op in. “We moeten gewoon voorkomen dat er discussie kan ontstaan over schadelijkheid en over stapeling van effecten”, stelt hij onomwonden.

Zijn collega Michiel Penninx, met een zachtfruitbedrijf in het Noord-Brabantse Helenaveen, is het met hem eens. “Onze sector maakt producten die de consumenten graag wil. Maar we weten ook dat de scheidslijn tussen ‘gezond’ en ‘giftig’ blijkbaar soms flinterdun is, en de consument bij twijfel over de betrouwbaarheid direct reageert.”

Penninx deelt zijn opvattingen ook publiekelijk: meermalen heeft hij tegenover zijn sectorcollega’s gestaan om duidelijk te maken dat de teelt anders aangepakt kan worden, om de gunst van de consument niet in de waagschaal te stellen. Dat leverde tot nu toe vooral applaus op, maar ook terughoudendheid, en dus weinig concrete stappen. Die worden nu wel gezet, in een initiatiefgroep die afgelopen zomer werd opgericht. Rob van Enckevort en Michiel Penninx zitten erin en nog een aantal sectorgenoten.
Artikel gaat verder onder de foto’s

Foto: Joost Stallen

Foto: Joost Stallen

Rob van Enckevort (rechts) startte na de HAS in 2011 met de doorteelt van Elsanta op zijn bedrijf ‘De Peelkroon’ – aan de rand van de Peel – in America (Limburg). De planten staan op veen in bakken, de aardbeien worden verkocht via afzetorganisatie Kompany.
Michiel Penninx (links) in Helenaveen (Noord-Brabant) stapte in 2011 over van paprika en blauwe bes (kas) naar de doorteelt van Elsanta. De blauwebessenteelt verhuisde naar buiten. Penninx teelt op kokossubstraat, zijn productie wordt verkocht via ZON Fruit & Vegetables.
Beiden betrekken hun planten van kweekbedrijven.

Hoe is die omslag in denken ontstaan?

Van Enckevort: “Op teeltbijeenkomsten gaat het vaak over gewasbescherming, waarbij vooral bedrijfseconomische overwegingen ter sprake komen. Dan gaat het niet over de werkzaamheid van een chemische behandeling of van biologische bestrijders, terwijl er alternatieven voor chemie zijn. Tegen spint waren 5 jaar geleden 5 of 6 bestrijdingen nodig. Met de inzet van biologie kun je dat voor een heel stuk voorkomen. Chemische middelen zijn medicijnen voor als het echt nodig is, en niet om tegen elk wissewasje in te zetten. Bovendien belemmeren veel chemische middelen de ontwikkeling van natuurlijke vijanden.”

Penninx: “Dat is ook aan de orde bij zwavelverdampers. Die worden al lang tegen meeldauw ingezet, maar er is geen garantie dat het werkt. Als je ervan uitgaat dat meeldauw een zwakteschimmel is, moet bestrijden ook haalbaar zijn door te zorgen voor planten die zelf in staat zijn zo’n schimmel te weren. Als je daarover gaat nadenken, kom je uit bij vragen zoals wat er zich aan processen in het substraat en in het gewas voltrekken en wat het effect daarvan is op bijvoorbeeld weerbaarheid. Het is overigens aan onderzoekers om daarop de antwoorden te zoeken, niet aan ons.”

‘We zijn er absoluut niet op uit de sector en de nu veelal gebruikelijke teeltwijzen in diskrediet te brengen’

Een nog belangrijker argument om de teelt anders in te richten is de toenemende druk van de retail om ‘schoner’ te telen. Penninx: “De retail accepteert nog dat er wat residu gevonden wordt, maar dat heeft zijn langste tijd gehad: niet vanwege wat erop kan of mag zitten, maar omdat de aantrekkelijkheid van zachtfruit valt of staat met het imago. Heb je het over ‘gezond’, dan laat zich dat in de ogen van de consument niet combineren met ‘chemie’.”

Van Enckevort: “We zijn er absoluut niet op uit de sector en de nu veelal gebruikelijke teeltwijzen in diskrediet te brengen. Ik ben er wel van overtuigd dat je beter kunt voorkomen dat er residu te vinden is, in plaats van te moeten uitleggen dat er niets klopt van de schadelijkheid van stapeleffecten.”

Penninx vult aan: “De eerste jaren dat ik aardbeien teelde, wist ik niet beter dan dat Paraat meedruppelen noodzakelijk was. Iedereen deed dat en adviseurs adviseerden het. En het werkt tegen heel veel wat je in de teelt niet wilt zien, dus waarom zou je daarvan afwijken? Maar waterschappen accepteren het niet langer dat er restanten van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht komen, dus ook geen Paraat. Het heeft er waarschijnlijk aan bijgedragen dat de glassector een lozingsverbod heeft gekregen. Ik ben 3 jaar geleden met Paraat gestopt, tot nu toe zonder problemen.”

Hoe kijken jullie aan tegen bemesting?

Van Enckevort: “De bemesting draait vaak om stikstof, gebaseerd op gemiddelde giftgroottes. Daarmee is niet gezegd dat zo’n standaard bemesting ook de beste voedingssamenstelling heeft voor de weerbaarheid van het gewas. Dat weten we van bijvoorbeeld tomaat. Minder stikstof betekent minder nitraat en daardoor sterkere cellen die minder kwetsbaar zijn voor bedreigingen van buitenaf. We hebben de bemesting daarom ook aangepast.”

‘We willen weerbare planten die bedreigingen van buitenaf zo veel mogelijk zelf het hoofd kunnen bieden’

Wat willen jullie nou concreet?

Penninx: “We willen het ‘we moeten de teelt anders aanpakken’ werkelijk handen en voeten geven. Dat begint met – zoals dat zo mooi heet – weerbare planten die bedreigingen van buitenaf zo veel mogelijk zelf het hoofd kunnen bieden. Dat kan door slim te bemesten en met biostimulanten. Extra hulp daarbij moet komen van natuurlijke vijanden. Daarmee hoeven rupsen, spint, en trips geen probleem te zijn. Die liggen er nog wel voor bladluis en wittevlieg.”

‘Geluiden als: ‘We hebben Calypso nodig, want er is geen alternatief’, zijn achterhaald’

“Calypso schuurt tegen de neonicotinoïden, en bijen zijn aaibaar geworden. De vraag is niet of middelen als Calypso bijdragen aan bijensterfte, alleen al de discussie daarover maakt het middel op termijn onhoudbaar. Geluiden als: ‘We hebben Calypso nodig, want er is geen alternatief’, zijn achterhaald. Dan moeten we maar naar alternatieven zoeken, als een andere manier van telen”, zegt Penninx.

Hoe pakken jullie het aan?

Van Enckevort: “Maandelijks komen we bij elkaar. Michiel en ik, met teeltbegeleider Toon Melis van HortiNova, Maikel van de Ven van Nova CropControl voor de bemesting en plantsapanalyse, Jan Simons van substraatleverancier BVB en adviseur Bart Joosten van toeleverancier Mertens. Joosten werkte voorheen bij Biobest, dit bedrijf heeft naast natuurlijke vijanden een breed pakket biostimulanten in zijn programma, onder de naam Natugro. Onlangs is de groep uitgebreid met een substraatdeskundige van BVB, omdat we ontdekken dat substraat en wortels enorm belangrijk zijn voor de ontwikkeling en gedrag van het gewas. Verder hebben we een coördinator, dat is Mark van de Werf, hij is adviseur en werkt in deeltijd bij Koppert.”

Met de klok mee: Toon Melis (HortiNova), Michiel Penninx, Mark Smits (BVB), Mark van de Werf (Koppert), Maikel van de Ven (NovaCropcontrol), Jan Simons (BVB), Rob van Enckevort. - Foto: Bert Jansen

Met de klok mee: Toon Melis (HortiNova), Michiel Penninx, Mark Smits (BVB), Mark van de Werf (Koppert), Maikel van de Ven (NovaCropcontrol), Jan Simons (BVB), Rob van Enckevort. – Foto: Bert Jansen

Het teeltproces is verdeeld in wat Penninx omschrijft als aandachtspunten: dat zijn ‘substraat’, ‘watergift en voeding’, ‘klimaat’, ‘de inzet van biologische bestrijders en biostimulanten’, en ‘het gewas als geheel’, als het resultaat van de 4 eerstgenoemde aandachtspunten. “Maandelijks houden we deze punten gestructureerd tegen het licht, en bekijken waar het goed gaat, en waar het anders moet.”

Wat heeft dat in de teelt nou opgeleverd?

Van Enckevort: “Afgelopen najaar is in de doorteelt bij mij en bij Michiel aan het substraat Orgapower Kernmix toegevoegd. Dat is een Trichoderma (T22-stam) die de wortels beschermt tegen bodempathogenen als Verticillium, Phytophthora, Cilindrocarpum en Xanthomonas. In het laboratorium is Trichoderma goed op de wortels terug te vinden.”

“Daarnaast werken we met het Natugro-pakket van Koppert, onder andere met aminozuren die de omzetting van nitraat naar eiwitten en de fotosynthese moeten bevorderen. Daar zien we nu positieve effecten van, maar zowel in de teelt van Michiel als bij mij vonden we op een gegeven moment ook een hardnekkige meeldauwaantasting. Puur toeval, of bevat het pakket enkele stoffen die dat juist in de hand werken? We blijven het volgen”, zegt Van Enckevort.

“De bemesting hebben we aangepast door minder nitraat te geven, en bijvoorbeeld meer zwavel. We gaan dus niet onderbemesten, maar anders bemesten, vooral door te zoeken naar andere verhoudingen tussen de voedingselementen. We zien aan het gewas wat er gebeurt, aangevuld met bladsapanalyses en met analyses van drainwater en substraat.”

‘Ik pleit voor gestructureerd onderzoek, met collectief geld, zonder dat daarbij de chemiebedrijven voorop staan’

Ligt het ambitieniveau van jullie initiatiefgroep niet te hoog?

Penninx: “Alles wat we tot nu toe bedenken en doen, roept zo veel nieuwe vragen op, dat het eigenlijk niet te behappen is voor ons als telers. Ik pleit daarom voor gestructureerd onderzoek, met collectief geld, zonder dat daarbij de chemiebedrijven voorop staan. Als ik zie hoe veel moeite het de Stichting Aardbeionderzoek al kost om voldoende financiën bij elkaar te krijgen, dan denk ik dat, ook de overheid moet bijspringen. Onze aardbeien krijgen door al die inspanningen misschien geen meerwaarde, maar het is noodzakelijk voor het behoud van onze sector.”

Share this

Joost Stallen
Joost Stallen

redacteur vollegrondsgroenteteelt

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin