Doorgaan naar artikel

‘Precisielandbouw vergt training’

Jean-Marie Michielsen, onderzoeker van Wageningen UR, gaat als expert in het project Nationale Proeftuin Precisielandbouw telers helpen met plaatsspecifieke toediening van bodemherbiciden.

Akkerbouwers en vollegrondgroentetelers staan huiverig tegenover precisielandbouw. Michielsen kan in bepaald opzicht wel begrijpen waarom. “Het gaat niet vanzelf. Het kost training om een taakkaart te maken en die in een machine te zetten.” Tegelijk signaleert hij rond precisielandbouw ook koudwatervrees. “Het is best te doen. Je moet er als teler natuurlijk wel tijd in steken. En dan liever eerder dan wanneer je op het punt staat met je spuit het veld in te gaan.”

Michielsen is onderzoeker bij Wageningen University & Research en als expert verbonden aan het project Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL) dat in 2018 een impuls gaat geven aan precisielandbouw in de boerenpraktijk. Hij neemt de plaatsspecifieke inzet van bodemherbiciden voor zijn rekening.

In welke gewassen is plaatsspecifieke inzet van bodemherbiciden mogelijk?

“In principe in alle gewassen. We hebben het getest in aardappelen, granen en ook in uien.”

Welk probleem lost precisielandbouw bij de toepassing van bodemherbiciden op?

“Bodemherbiciden worden gebonden aan lutum en organische stof. Hoe meer binding, des te minder werkzaam het middel. Fabrikanten hebben hun adviesdosering daarop afgestemd, zodanig dat je altijd een goed landbouwkundig resultaat hebt. De adviesdosering is foolproof, dat heb je trouwens bij alle middelen. Maar dat betekent dat waar er minder lutum en organische stof is, minder middel nodig is, met behoud van effect.”

Jean-Marie Michielsen (Wageningen UR): "Precieze toepassing kan helpen middelen te behouden." - Foto: Joris Telders

Jean-Marie Michielsen (Wageningen UR): “Precieze toepassing kan helpen middelen te behouden.” – Foto: Joris Telders

Er is dus op te besparen?

“Ja, al is de directe winst in euro’s niet groot. Met € 20 à € 25 per hectare heb je het wel gehad. Er is wel milieuwinst. Afgeleide daarvan is dat het helpt om chemische middelen toegelaten te houden als telers de middelen die ze tot hun beschikking hebben zo zuinig mogelijk gebruiken. Je houdt ze langer op de plank. Dat is geen direct belang voor de individuele teler, maar een sectorbelang waarin je als individu wel een rol speelt.”

‘De directe winst in euro’s is niet groot, maar wel de milieuwinst. Afgeleide daarvan is: bij zuinig gebruik blijven chemische middelen toegelaten’

Wat kost het?

“Een extra terminal op de spuitmachine. Moeilijk om daar zo een exacte prijs voor te geven, maar om een orde van grootte te hebben: € 10.000 à € 20.000. Dat is ten opzichte van wat de hele spuit kost niet zo’n heel groot bedrag. In ieder geval kan een loonwerker zo’n extra investering omslaan op veel hectares. Wat er bij komt zijn de kosten van een bodemscan van € 175 per hectare. Men zegt dat zo’n scanresultaat 5 jaar geldig is, maar het lutumgehalte verandert in ieder geval niet en ook het percentage organische stof verandert niet zo snel.”

Is die € 175 te vermijden? Vaak weet een teler wel waar de klei zwaarder of lichter is.

“Hoe preciezer hoe beter. Het maakt nogal verschil of je op 100 meter nauwkeurig weet hoe het zit, of op 10 meter, of op 1 meter.”

Scheelt dat lager doseren waar het kan, ook in spuitschade aan jonge uienplantjes?

“Op zich niet. De adviesdosering van de fabrikant moet een goede werking geven zonder schade. Echter, als telers zeggen dat ze dat waarnemen als een effect van lager doseren, zal dat wel het geval zijn.”

Share this

Afbeelding
Leo Tholhuijsen

Freelance redacteur akkerbouw

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin