Doorgaan naar artikel

Spruitkool 2017: Vertrouwde rassen domineren

Telers van spruitkool hebben de keus uit maar liefst 45 rassen. Met de keuzestress die dat zou kunnen veroorzaken, valt het echter mee. Reden is dat het overgrote deel van het schema wordt ingevuld met 10 rassen, die ook in 2015 en 2016 de dienst uitmaakten.

Je zou dat als ‘ongunstig’ kunnen interpreteren, vanwege de behoefte aan nieuwe rassen die opgewassen zijn tegen schimmels en vooral insecten. Daartegenover staat dat van bestaande rassen bekend is wat de voor- en nadelen zijn, en hoe daar in de teelt optimaal op kan worden ingespeeld.

Voor zelfstandig bedrijfsadviseur vollegrondsgroenten Adrie Mooijaart vormde dit laatste gegeven de basis voor een beschouwing over de rassenplanning voor spruitkool in 2017. Hij deed zijn verhaal onlangs in ’s Gravendeel, met een minimaal aantal telers onder de toehoorders. Dit hing vooral samen met de drukke oogstwerkzaamheden, gaven diverse telers daarna aan. “Zonde, die planning had beter gekund”.

Mooijaart liet in ’s Gravendeel enkele van de belangrijkste rassen de revue passeren, als aanvulling op een uitgebreid rassen- en planningsadvies (PDF, 242 kB) dat hij heeft opgesteld. In dit overzicht worden per ras opmerkingen en eigenschappen genoemd.

Belangrijkste rassen, plussen en minnen

Abacus (Syngenta)

+ Vroeg en productief: wordt vaak vroeger gepland dan het advies, dat pakt vaak goed uit.

+ Wil ‘luisteren’. Abacus heeft een ruim plant- en oogstvenster, is van zichzelf niet al te stevig, maar dat is ‘stuurbaar’ door met verstand te bemesten.

+ Geweldige smaak, prima om het seizoen mee te openen.

– Gevoelig voor trips, maar ontsnapt door de vroege pluk vaak aan uitgebreide aantasting.

– Hangend blad; het blad valt massaal, maar blijft vaak hangen. Het probleem zou te beperken zijn door de stikstofgift in het tweede deel van de pluk, maar dat is niet aan te raden. Durf juist de groei erin te houden, houd het gewas gerust lang groen.

Marte (Bejo)

+ Grof en productief.

+ Goede schakeling, uniforme zetting.

Erg gevoelig voor trips, is bij de perceelskeus een aspect om rekening mee te houden (in de buurt van uien, of in een ’tripsregio’). Belangrijk is verder om krap te planten (circa 35 centimeter) en de N-bemesting rustig te starten in verband met de stevigheid. Na het sluiten van het gewas geeft een ophoging van de N-gift minder risico.

Cobelius (Syngenta)

+ Stevig.

+ Goede schakeling en bladval.

– Slechte uniformiteit, de diversiteit in uitgroei is groot.

– Spruitvorm is rond, dat beperkt de mogelijkheden voor schoning.

– Productie, goed, maar voorkom dat de planten wat houtiger worden: daarom is belangrijk de groei erin houden. Op groeikrachtige grond geeft het ras ook meer grotere spruiten bovenin, leren ervaringen in de Flevopolder.

– Light Leaf Spot, gevoeliger dan een ras als Martinus.

Ook belangrijk: tijdig planten.

Martinus (Syngenta)

+ Stevige planten met mooie lengte.

+ Spruiten presenteren zich mooi, wel wat te rond voor schoning.

+ Tussen andere rassen sterk op trips, en sterk op light leaf spot.

– Koolvlieggevoelig tussen andere rassen. In het najaar blijft het in het gewas wat vochtiger dan bij andere rassen, wellicht is dat een verklaring. Het is te overwegen voorzichtig te zijn met Martinus op percelen waar koolvlieg zich wat beter kan handhaven (luwte, langs dijken en degelijke).

Staedia (Bejo)

+ Flexibel, je kunt er alle kanten mee uit.

+ Laat planten, en toch snel vol groeien.

+ Sterk op insecten inclusief trips.

+ Mooi spruiten voor schoning (soms een zijblaadje)

+ Goede productie.

– Afstaand blaadje, wordt soms geel.

– Light Leaf Spot, in de kop en op de D-spruiten. De problemen in 2016 waren overigens kleiner dan in 2015.Het plantmoment is belangrijk: niet voor 10 mei, en met een krappe afstand in de rij (35/36 centimeter), dan zijn gele blaadjes vaak te voorkomen. Eveneens belangrijk is dat elke plant er werkelijk staat; voorkom een holle stand om losse blaadjes te voorkomen.

Albarus (Syngenta)

+ Goede lengte voor een winterras, en zeer stevig.

+ Spruiten zijn donker, zien er goed uit.

+ vrij productief ten opzichte van andere rassen voor na Nieuwjaar.

+ Sterk op light leaf spot en trips (trips kan erin zitten, maar niet buitensporig).

– Ongelijk gewas, planten doen soms ‘maar voor de helft’ mee.

– Fijne sortering (alleen in 2015 grover).

– Hoge stikstofbehoefte (in verband met gebruiksruimte).

Albarus moet vroeg geplant worden (vanaf 15 april), met een beperkte afstand in de rij (38 centimeter). Ruimer planten vertaalt zich niet in een grovere sortering, maar wel meer productie.

Overwegingen

Onderschatte rassen

In aanvulling op het bovenstaande wees Mooijaart verder op de met elkaar vergelijkbare rassen Sofia (Bejo) en Profitus (Syngenta), die hij kwalificeerde als ‘onderschat’.

Sofia

+ prachtige spruiten, met name voor de M-sortering en voor schoning. (B’s kunnen wat graterig worden).

+ Sterk op insecten, inclusief trips.

– Risico voor legering, door zijn lengte. Risico neemt toe bij de spruituitgroei in de kop.

– Geel blaadje. Sofia is mogelijk op zwaardere grond, met wat meer weerstand op het ontstaan van gele blaadjes.

– Light Leaf Spot, gevoeligheid vergelijkbaar met Staedia.

Het is belangrijk op het eind van de teelt een voldoende grote stikstofvoorraad te hebben, goed bijbemesten dus.

Profitus

+ erg goede gewaslengte en zetting en schakeling van de spruiten.

+ Sterk op trips.

– Risico op legering (want lang en niet al te stevig).

– ronde spruitvorm (geen schoning).

Profitus is schietergevoelig, Syngenta adviseert daarom niet eerder dan half mei te planten. Vanaf 5 mei lijkt evenwel ook verantwoord, aldus Mooijaart.

Alternatieve rassen

Divino (Bejo): vroeg, Abacus-periode, Vraagt in het begin een zware N-bemesting op lengte te komen vanwege de benodigde ruimte in de schakeling. Dilemma is dan om op tijd bladrui te krijgen.

Gladius (Bejo): tussen Marte en Cobelius. Prachtige spruiten, ras is wel moeilijk planbaar, en gevoelig voor insecten en voor plukschade (glazigheid).

Irene (Bejo): tussen Marte en Cobelius. Enkele koolvliegspruiten kunnen een hele partij vervuilen.

Octia (Bejo): wat fijnere sortering, goede productie, gevoelig voor trips en geel blaadje

Neptuno (Bejo): rond de jaarwisseling; kan goed tegen vorst en is goed in de vorst te plukken. Stevigheid is moeizaam, dat is een punt van aandacht.

Hemera (Bejo): Opkomend, opponent voor Albarus. Spruitvorm lijkt niet bijzonder, wel minder roodverkleuring ion vergelijking met Albarus.

Handvatten voor de planning

Land moet vroeg leeg: Abacus.

Land kan laat leeg: Albarus (stevig gewas, veel over bekend).

Land met voorspelbare groei, en geen uien in de omgeving: Marte.

Zware grond en/of sterk op het eind: Sofia, Octia, Neptuno (wat zwaarder bemesten kan, zonder de nadelen van legering en meer kans op een geel blaadje).

Groeikrachtige grond: Cobelius, Martinus (voor productiviteit is constante groei vereist. Martinus niet op luwte-percelen).

Bonte grond of ‘ik weet niet waarvoor te kiezen’: Staedia (je kunt er alle kanten mee uit).

Bekijk meer

Share this

Joost Stallen
Joost Stallen

redacteur vollegrondsgroenteteelt

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin