Doorgaan naar artikel

Zaadfirma Bejo verschaft bijzonder kijkje in de keuken

Welk gewas het ook is, het maken van een nieuw ras is monnikenwerk. Vanaf het moment dat een veredelaar een of enkele planten ziet, ‘waar misschien iets uit kan komen’ tot het tijdstip waarop een ras ‘af’ is en rijp voor de praktijk, zit vaak 10 tot 15 jaar. Het is een aspect waar zaadfirma’s vaak op wijzen. Veel minder bekend is wat er tijdens dat lange traject allemaal bij komt kijken. Daarom was het best verrassend dat zaadbedrijf Bejo vorige week woensdag een van haar opkweekkassen open stelde in Luttelgeest, als een onderdeel van de jaarlijkse Peendag, volgend op een serie lezingen die ochtend in Emmeloord.

Aan de buitenkant is er weinig aan te zien, behalve dat het een behoorlijk glasoppervlak is. “Zes hectare”, vertelt Bejo-gewasman Tom van Schagen. Het glasoppervlak is onderdeel van zo’n 100 hectare glas, verdeeld over 60 tot 70 kassen die het zaadbedrijf in Nederland in gebruik heeft.

Voordat Bejo de kas twee jaar geleden in gebruik nam, werd er paprika in geteeld. Daarvan is niets meer terug te vinden. Het is nu een koude kas, met teelten in de grond, die alleen vorstvrij gehouden wordt. In vergelijking met vroeger zijn alle luchtramen voorzien van gaas om insecten buiten te houden. De kas is verdeeld in 28 afdelingen, die in oppervlakte variëren van 300 tot 5.000 vierkante meter per stuk. Een aantal afdelingen is verder opsplitst met insectengaas, soms tot ruimten van 10 vierkante meter. In deze kas ligt dit jaar de nadruk op peen, prei, uien, bieten en augurken.

 

Leger bestuivers

Eigenlijk is het echte veredelingswerk met deze planten al gebeurd, verklapt Van Schagen. De kas dient voor het in stand houden van de afzonderlijke ouderlijnen (de A- en de B-lijn) en voor de winning van zaad van deze lijnen. Uit dit zaad worden de planten gekweekt voor de zaadproductie voor de eindgebruiker. Deze laatste stap kan overal op de wereld gebeuren, afhankelijk van het klimaat.

De meeste vollegrondsgroenten zijn van nature in het eerste jaar vegetatief, met de zaadproductie in het tweede jaar. Om die tijdspanne in te korten wordt – globaal genomen – in het voorjaar gezaaid. In de herfst worden de planten gerooid en gaan dan de koeling in of direct in de kas. In de herfst of in het volgende voorjaar worden de planten uitgeplant en gaan ze bloeien, geprikkeld door de koudestoot en/of de daglengte.

De bestuiving gebeurt met bijen, of met hommels, en soms met vliegen. Bejo beschikt over een leger bijen, verdeeld over 700 kasten. Die worden bijgehouden door vier imkers. De vliegen worden ingeschakeld als aanvulling op de bijen. “Bijen zijn kieskeurig. Vliegen letten nergens op, die zijn minder selectief”, aldus Tom van Schagen.

 

Winnen, schonen, controleren

Door middel van dorsen wordt het zaad gewonnen. Als het kan worden de planten direct op de groeiplek te drogen gelegd en wordt de dorsmachine erbij gereden. Als het gewas kraakt, is het droog genoeg. Zijn de drogingscondities niet optimaal, dan gaan de planten in kisten voor een droogwand. “We moeten dan voorzichtig zijn en het zaad niet beschadigen”, vertelt Van Schagen. De lucht die door de kisten wordt getrokken is hoogstens een graadje warmer dan de omringende lucht.

Het zaad is na het dorsen ‘boerenschoon’. De verdere behandeling gebeurt op de hoofdvestiging van Bejo in Warmenhuizen. “Daar wordt de wereldwijde productie verwerkt, bewerkt en gecontroleerd volgens de strikte eisen die aan kwaliteitszaad worden gesteld. Het zaad moet voldoen aan de eisen van de eindgebruiker”, aldus Van Schagen.

Share this

Joost Stallen
Joost Stallen

redacteur vollegrondsgroenteteelt

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin