Doorgaan naar artikel

‘De wereld voeden’ geen verdienmodel voor tuinder

Het perspectief van een snelgroeiende wereldbevolking wordt wel gebruikt om het hoogproductieve teeltmodel van de Nederlandse tuinbouw als hét beste model naar voren te schuiven. Maar dat moet voor Nederlandse tuinders geen excuus zijn om toch te blijven steken in de aloude val van méér kilo’s produceren.

“Als ik een beter rendement op mijn product wil halen ben ik daar zelf verantwoordelijk voor.” Die mooie uitspraak bleef het langst bij me hangen. “Deze ondernemer bezit de zeldzame eigenschap dat hij in staat is om denken en doen te combineren.” Een mooie samenvatting van mijn bijrijder toen we terugreden na een verfrissende en inspirerende bijeenkomst bij een tuinder in het zuiden des lands. Geen klaagzang over wat de rest allemaal fout doet maar een eerlijk verhaal zonder poespas over de hobbelige weg van vakmanschap naar vrij ondernemerschap.

Wereld voeden

Een boodschap die je veel leest en hoort in tuinbouwland is dat wij met ons tuinbouwmodel het beste de toenemende wereldbevolking kunnen voeden. Logischerwijs valt die boodschap bij veel tuinders in goede aarde. We kunnen doorgaan met nog meer kilo’s produceren want dat is goed voor de wereld. Het ironische is dat die mantra de positie van de meeste Nederlandse tuinders juist verzwakt. De hele keten profiteert en ook een aantal tuinbouwbobo’s pikken hun graantje mee. Maar de tuinder krijgt er geen cent méér door. Om de boel op scherp te zetten kun je die boodschap van de ‘wereldverbeteraars’ ook ‘reframen’. Handhaving van ons tuinbouwmodel is de beste garantie dat we nóg meer kilo’s gaan produceren onder de kostprijs. Een nuchtere groentekweker vatte eerder de rol van de tuinbouwbobo’s kernachtig samen. “Als je dezelfde mensen iets anders laat doen, krijg je meer van hetzelfde.” We moeten de wereld voeden is de wens. In de praktijk voeden we Noordwest-Europa. Daar is niks mis mee en daar vinden we ook ons laaghangend fruit.

Markt, niet ideologie

Voor vers producten zijn onze grootse of meest winstgevende klanten de Europese landen met de laagste graad van zelfvoorziening: Duitsland, Engeland, Scandinavië en de Alpenlanden. Niet geheel toevallig ook onze belangrijkste klanten in de nichemarkten of exclusieve ketens. Duitsland importeert al jaren ongeveer 65 procent van haar groenten. Tomaten, komkommers en paprika voeren de lijst aan. Meer dan de helft komt uit Nederland en Spanje.

Europese consumenten betalen meer voor groente en fruit dan in Nederland. In België gemiddeld 5 procent meer, in Duitsland 15 procent , in Frankrijk 21 procent, in het Verenigd Koninkrijk 7 procent, in Scandinavië tussen de 19 procent en 57 procent meer en in de Alpenlanden gemiddeld tussen de 26 procent en 51 procent meer. Op Twitter zag ik onlangs een foto voorbijkomen uit Zwitserland. Halverwege juni lagen de lokale tomaten voor 4,5 euro per kilo in het schap bij de Migros. Daar kun je wel voor telen. Ook als het klimaat een tikkie minder gunstig is.

De volwassen markten in Noordwest-Europa vragen in toenemende mate om producten met toegevoegde waarde voor een hogere prijs. Lijkt me een beter alternatief dan gesleep van bulkproducten over de aardkloot om de ‘wereld te voeden’. De ­Europese stad is voor de Nederlandse tuinder veel dichterbij en lucratiever dan het mondiale beloofde land.

Share this

Afbeelding
Bernd Feenstra

marktadviseur voor tuinbouwbedrijven

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin