Doorgaan naar artikel

Nieuwe wet DBA moet schijnconstructies aanpakken

Vanaf 1 mei bestaat de VAR niet meer, de Wet DBA is er voor in de plaats gekomen. Een opdrachtgever gaat veel meer financieel risico lopen.

Bedrijven die zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) inhuren om opdrachten uit te voeren kunnen dat sinds 1 mei niet meer doen met een VAR-verklaring. Vanaf die datum is de VAR komen te vervallen en geldt de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA). Het grote verschil tussen VAR en DBA is dat nu ook de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de juistheid van de arbeidsrelatie en opdraait voor naheffingen van de Belastingdienst als achteraf blijkt dat het geen opdrachtgever/nemer- maar een werkgever/nemer-relatie is.

VAR was eigenlijk ‘risicovrij’ voor opdrachtgever

Het systeem van de VAR zorgde er voor dat de opdrachtgever compleet gevrijwaard bleef van alle risico’s van naheffingen, die risico’s lagen volledig bij de zzp’er. In de praktijk bleek dat de VAR moeilijk te handhaven was door de Belastingdienst. Jaarlijks werden zo’n 500.000 VAR-verklaringen afgegeven, daarvan werd maar ongeveer 1% gecontroleerd. De Belastingdienst heeft in de afgelopen tien jaar niet een keer kunnen aantonen dat een opdrachtgever te kwader trouw is geweest bij het aangaan van de arbeidsrelatie.

Forse financiële risico’s opdrachtgever onder Wet DBA

Met de Wet DBA verschuiven de verantwoordelijkheden bij het eventueel aantonen van de aard van de dienstbetrekking. Ook de opdrachtgever kan er op aangesproken worden en dit is een fors – financieel – risico!

Nu is het niet zo dat sinds 1 mei de zzp-wereld er helemaal anders uitziet. Weliswaar is de VAR verleden tijd, maar tot 1 mei 2017 geldt een ‘overgangsjaar’. Partijen krijgen tijd om aan de nieuwe situatie te wennen. De Belastingdienst zal wel strenger gaan controleren, maar vooral in de vorm van toezicht en voorlichting over de nieuwe werkwijze en de implementatie daarvan. Wel geldt voor opdrachtgever en opdrachtnemer een inspanningsverplichting. De Belastingdienst waarschuwt wel dat ook tot 1 mei 2017 fraude hard zal worden aangepakt.

Modelovereenkomsten zijn leidend

Om vooraf zekerheid te hebben over de juistheid van de arbeidsrelatie gaat op basis van de wet DBA gewerkt worden met modelovereenkomsten. In deze overeenkomst staat omschreven op welke manier en onder welke omstandigheden opdrachten worden uitgevoerd. De Belastingdienst zal deze overeenkomsten vooraf beoordelen voor wat betreft de vraag of er loonheffing en premies sociale verzekeringen moeten worden ingehouden. Op die manier hebben opdrachtgever en opdrachtnemer vooraf zekerheid over de aard van hun arbeidsrelatie en kunnen ze in principe niet achteraf met een naheffing loonheffing geconfronteerd worden. Voorwaarde is wel dat de overeenkomst in de praktijk exact zo uitgevoerd moet worden als deze is vastgelegd.

Agrarische modelovereenkomst nog onderweg

Op dit moment is er nog geen modelovereenkomst voor de agrarische sector. LTO is in overleg met de Belastingdienst over een dergelijke overeenkomst. De verwachting is dat deze binnen een paar weken beschikbaar moet komen. De Werkgeverslijn adviseert agrarische zzp’ers en opdrachtgevers om voorlopig nog even niets te doen en te wachten tot die modelovereenkomst beschikbaar komt en niet meteen zelf een model aan de Belastingdienst voor te leggen. Hiermee wordt extra werk voorkomen als de agrarische modelovereenkomst goed blijkt te passen op de betreffende situatie. Alle al wel beoordeelde en goedgekeurde modelovereenkomsten zijn te downloaden via de website van de Belastingdienst.

‘Foute’ arbeidsrelatie kan behoorlijk in de papieren lopen

Als de Belastingdienst een arbeidsrelatie achteraf toch beoordeelt als een werkgever-werknemerrelatie wordt dat een dure affaire.

Stel, een opdrachtgever huurt een opdrachtnemer in voor werkzaamheden en betaalt daarvoor 10.000 euro. De Belastingdienst ziet dat achteraf als een – al dan niet verkapte – arbeidsovereenkomst.

Het gevolg is dat de fiscus die 10.000 euro als nettoloon ziet. Dan krijgt de opdrachtgever (die dus werkgever was) een naheffing loonheffingen krijgt van 6.770 euro volgens het tabeltarief van 67,7%. (Tarief voor terugrekenen van netto naar bruto.)

Daarnaast volgt er een naheffing van premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De premies loonbelasting en volksverzekeringen kunnen verhaald worden op de zzp’er. Ook zal er rente betaald moeten worden en waarschijnlijk eveneens een boete. Tevens moet aangetoond worden dat contracten over de laatste vijf jaar wel deugen.

Ook de zzp’er loopt een groot risico, de status van fiscaal ondernemer kan verloren gaan. Met het gevolg: geen recht op zaken als zelfstandigenaftrek en de oudedagsreserve.

Bekijk meer

Share this

Afbeelding
Eric Beukema

redacteur ondernemen

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin