Doorgaan naar artikel

Nefyto: ‘Gewasbeschermingsmiddelen van alle kanten onder vuur’

De emissie van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater moet verder naar beneden. Lukt dat niet, dan leidt dat er absoluut toe dat er beperkingen en mogelijk zelfs gebruiksverboden komen voor middelen die de grootste bijdrage leveren aan die vervuiling. “Dat gebeurt trouwens nu al”, waarschuwde Jo Ottenheim onlangs op een bijeenkomst voor witloftelers in IJsselmuiden.

Als secretaris van Nefyto –de belangenorganisatie in Nederland voor bedrijven die zich bezighouden met de productie en innovatie van gewasbeschermingsmiddelen- heeft Ottenheim dagelijks te maken met aspecten die de maatschappelijke positie en het imago van gewasbeschermingsmiddelen beïnvloeden.

Volgens hem hebben maatregelen als driftbeperking, de inzet van kantdoppen en de instelling van teeltvrije zones, luchtondersteuning, en gps en dergelijke weliswaar aanzienlijke bijgedragen aan het verminderen van de emissie naar oppervlaktewater, maar moet er nog meer gebeuren. Op en rond het bedrijfserf gaat ook vaak middel verloren. Dat verlies is vaak met eenvoudige maatregelen terug te dringen. Om daarin inzicht te krijgen, is de Erfemissiescan ontwikkeld, (www. erfemissiescan.nl), waarmee gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen zelf aan de slag kunnen. Volgens de website is de scan ‘een eenvoudig hulpmiddel om het risico op emissie van gewasbeschermingsmiddelen vanaf het erf in kaart te brengen’. Daarnaast geeft de tool informatie over maatregelen om die emissie te verminderen’. Volgen Ottenheim is dit soort milieugerichte maatregelen ook noodzakelijk in het licht van de Europese beoordelingsroute waaraan alle middelen worden onderworpen. Naast objectieve criteria voor de Europese en nationale beoordeling, spelen daarbij ook onvoorspelbare invloeden een rol, ingegeven door politieke en maatschappelijke druk, en door bovenwettelijke eisen in de handelsketen. Die invloeden kunnen worden aangewakkerd door zaken als de vermeende invloed van neonicotinoïden op bijen, maar ook door aanhoudend rumoer over de aanwezigheid van ‘pesticiden’ in oppervlakte- en grondwater.

Imagoprobleem

Bij het algemene publiek liggen gewasbeschermingsmiddelen onder een vergrootglas. “daar is nogal eens gedoe over”, veel meer als bijvoorbeeld over meststoffen. Volgens Ottenheim  hangt dat samen met de toenemende onbekendheid over hoe het er in de huidige land- en tuinbouw in de realiteit aan toegaat. “Kijk naar de politiek. De invloed van de land –en tuinbouw is sterk afgenomen door de ‘bijna-afwezigheid’ van leden in de Tweede Kamer die zich nog hard kunnen en willen maken voor de sector. Voor een Kamerzetel zijn zo’n 50.000 stemmen nodig. Met circa 70.000 agrarische bedrijven in Nederland, mag je blij zijn met 2 of 3 ‘boeren’vertegenwoordigers in de Kamer.” Daarnaast is er toenemende bezorgdheid over traditionele middelen, mede aangewakkerd door de bovenwettelijke eisen van supermarktketens voor middelresten op producten. En ook hier speelt onbekendheid een rol, bijvoorbeeld in media-uitingen waarin een begrip als MRL (maximum residu Level) -in werkelijkheid een Europese handelsnorm-  wordt voorgesteld als een grens voor gezondheidsrisico’s. Organisaties die zich tegen chemische gewasbeschermingsmiddelen richten, wijzen vaak op het potentiële gevaar ervan (want vergif), maar gaan gemakshalve voorbij aan de marginale kans op blootstelling aan zo’n middel. “Allemaal factoren die in de hand werken dat er een toenemende interesse ontstaat voor maatregelen die gezien worden als biologische oplossingen”, aldus Ottenheim.

Kop van Jut

Een volgend punt is het imago van veel multinationals (waaronder veel fabrikanten van in de agrarische sector gebruikte hulpmiddelen) bij het gemiddelde publiek. “Die bedrijven kunnen het bijna nooit goed doen. Ze liggen vaak onder vuur, waarbij eraan voorbij gegaan wordt dat juist ‘grote’ fabrikanten vaak noodzakelijk zijn, met voldoende financiële middelen voor de ontwikkeling en het op de markt brengen van nieuwe producten”. De gemiddelde kosten voor de ontwikkeling en het op de markt brengen van een nieuw middel –van chemische of van biologische oorsprong – zijn meer dan 250 miljoen dollar, met een ontwikkeltijd van wel 10 jaar.

Bekijk meer

Share this

Joost Stallen
Joost Stallen

redacteur vollegrondsgroenteteelt

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin